Title: Onze oude dorpskerken: Tachtig schetsen van dorpskerken in Nederland
Author: Herman van der Kloot Meijburg
Release date: February 1, 2014 [eBook #44814]
Language: Dutch
Credits: Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
Gutenberg.
HERM. VAN DER KLOOT MEIJBURG
ONZE OUDE DORPSKERKEN
VAN HERM. VAN DER KLOOT MEIJBURG VERSCHEEN MEDE
ONZE OUDE BOERENHUIZEN
TACHTIG TEEKENINGEN MET VERKLARENDEN TEKST
GEZET UIT DE HOLLANDSCHE MEDIAEVAL DER LETTERGIETERIJ „AMSTERDAM” ONTWORPEN DOOR S. H. DE ROOS. [V]
De groote beteekenis, die de kerkelijke bouwkunst ook in ons land heeft gehad, blijkt, behalve uit onze meer monumentale stadskerken, zeer duidelijk uit de vele kerkgebouwen, die op het platteland ten gebruike voor den eeredienst werden gesticht. Hun aantal is zeer groot, want bijna ieder dorp had reeds vóór vele eeuwen, zijn eigen godshuis, dat, hoe bescheiden en eenvoudig soms, dikwijls een bouwwerk was van niet geringe kunstwaarde. Toch zijn deze kerkgebouwen, voornamelijk wegens hun geisoleerde ligging, weinig bekend. In het algemeen wordt niet vermoed, welk een schat aan schoonheid op het platteland nog te vinden is. Het doel dezer bladen is dan ook, hierop in ruimeren kring de aandacht te vestigen. Zij beoogen noch een studie van onze kerkelijke bouwkunst, noch een nauwkeurige beschrijving harer meest karakterestieke monumenten te geven, doch enkel belangstelling te wekken voor deze belangrijke uiting onzer nationale bouwkunst, en tevens om te doen zien op welk een voorbeeldige en afwisselende wijze het vraagstuk van kerkbouw op het platteland, in vroegere eeuwen is opgelost. Van deze kerkgebouwen, tot de geringste toe, gaat dikwijls een bijzondere stemming uit, die zich richt tot het gemoed van den aanschouwer. Want, wat de kerkgebouwen van onzen tijd meestal missen, maar die oude monumenten bijna zonder uitzondering in hooge mate bezitten, is „karakter”, en een zeer sympathiek karakter, dat zich krachtig uit. Die gebouwen hebben iets te zeggen, al is het dan ook vaak op een naïve wijze. Steeds spreken zij van een ernstig geloof, dat eertijds allen verbond en één deed zijn in denken en streven, een geloof, dat met vreugde de groote offers deed brengen, die voor den bouw van het godshuis werden vereischt. Bovendien weerspiegelen zich in deze gebouwen, uit godsvrucht geboren, de verandering der tijden. Zij doen zien, hoe de behoeften en opvattingen eener voortschrijdende cultuur zich steeds wijzigden en tevens, met welke technische moeilijkheden de bouwmeesters hadden te kampen en met hoeveel vernuft en kunstzin deze werden opgelost. En al werd soms het beoogde doel niet bereikt, en bleven het bouwwerk fouten aankleven, waarover wij ons thans verwonderen, aan de waarde van het monument werd daardoor geen afbreuk gedaan; integendeel, die onvolkomenheden verleenen het gebouw vaak een eigenaardige bekoring, door het zoeken en tasten, dat er uit spreekt. Juist daardoor staan ons die eenvoudige kerkjes zoo na en voelen wij ons er zoo echt mede vertrouwd. Wij zien er niet hoog tegen op, als tegen een trotsche kathedraal, waar koele waardigheid tusschen de opwaarts strevende pijlers hangt, maar voelen warme genegenheid voor deze bescheiden godshuizen, die zoo echt zijn van onzen bodem en zoo uitstekend passen in hun omgeving. Ja, zij hebben karakter, die oude dorpskerken! Hoezeer ook onderling verschillend, alle spreken een taal, die een grooten indruk nalaat. Hier is het een forsche bouw, die door zijn krachtige lijnen en gesloten massa’s schijnt te symboliseeren de groote macht der Middeleeuwsche geestelijkheid; dáár een toren, wiens sterk sprekende verticale lijnen het oog naar boven trekt, vanwaar de geloovige hulp en steun verwacht; ginds een ruim schip, dat door zijn hoog dak, zich breed uitbreidend als de beschermende vleugels van een kloek, een veilige toevlucht belooft aan allen, die [VI]zich er onder willen scharen; elders een sobere baksteen kerk, wier zware muren en spaarzame versiering getuigen van de groote ernst en soberheid der eerste belijders der Christelijke leer. En dan, hoe duidelijk doen die oude kerkgebouwen zien, dat zij het middelpunt waren van het doen en denken der dorpsbewoners; dat zij waren hun toevlucht, zoowel uit geestelijk als materiëel oogpunt, doch tevens ook hun trots. Een trots, die zich ook dikwijls uitte in den bouw van een grooten toren, waardoor het gebouw grootere waardigheid werd bijgezet. Rondom de kerk bouwden zij hun bescheiden en aanvankelijk zeer primitief uitgevoerde huisjes, die door hun geringe afmetingen schaal geven aan het kerkgebouw en het in monumentaliteit verhoogen. Zoo ontstond ongezocht vaak een harmonisch dorpsbeeld van meer dan gewone schoonheid, naar wiens ongeschonden behoud zooveel mogelijk dient te worden gestreefd.
De arme, houten kerkjes, met stroo of riet gedekt, welke in de 7e en 8e eeuw, toen hier te lande het eerst het Christendom werd gepredikt, voor den eeredienst werden opgericht, zijn reeds lang verdwenen. Zij waren niet in staat lang weerstand te bieden aan den vernielenden invloed van den tijd. Bovendien werd hun ondergang nog verhaast door de zich wijzigende levensopvattingen, die geen genoegen meer deed nemen met zulke primitieve godshuizen, doch deed streven naar hoogere idealen. Toen het kritieke jaar 1000, waarin naar veler meening de wereld zou ten ondergaan, ongestoord was voorbijgegaan, ontplooide zich in geheel West-Europa een groote bouwbeweging, waaraan ook in dit land werd deelgenomen. Allengs ging men er toe over de weinig soliede houten kerkjes door kerken van een duurzamer materiaal, van steen, te vervangen, terwijl er mettertijd ook vele nieuwe werden gesticht. Aanvankelijk werd hiertoe uitsluitend gebruik gemaakt van natuursteen, die alleen in Zuid-Limburg en Achter-Overijssel van eigen bodem was, doch overigens van elders moest worden aangevoerd. Vooral de omstreken van Andernach leverden in de 11e en 12e eeuw groote hoeveelheden tufsteen, die grootendeels voor den kerkbouw werd benut. In vele plaatsen, aan of nabij de rivieren gelegen, en dus gemakkelijk bereikbaar, verrezen toen nieuwe kerkgebouwen van dit mooie en duurzame materiaal. In het bijzonder werden veel van dergelijke kerken gebouwd in het Oostelijk gedeelte van ons land, waar het godsdienstig leven tot hooge ontwikkeling was gekomen en waar ook groote welvaart heerschte.
Hoewel de meeste dezer kerken in de 15e eeuw voor meer omvangrijke gebouwen moesten plaats maken, zijn er toch nog verschillende belangrijke overblijfselen dezer periode in ons land te vinden. Vooral van de torens dier eerste steenen kerken bleven er nog verscheidene bewaard, zij ’t dan ook gewoonlijk in geschonden staat. In ’t algemeen zijn die eerste steenen dorpskerken zeer sober en stemmig. Zij doen eenvoudige, robuste muurmassa’s zien, die soms op bescheiden wijze door vlakke pilasters met rondbogen en rondboogfriesjes worden verlevendigd, doch zonder overdaad van kunstvormen zijn. Zij spreken een krachtige, manlijke taal, die het verleden in herinnering brengt, [VII]toen de kerk, het eenige steenen gebouw in het gansche dorp, niet alleen bestemd was om de geloovigen te vereenigen, doch tevens om een veilige toevlucht te bieden bij dreigend gevaar.
Een der meest merkwaardige en zuiverst bewaard gebleven gedenkteekenen uit deze bouwperiode is het kleine, doch karaktervolle kerkje te Lemiers, dat evenals de meeste oude Limburgsche kerken van natuursteen is opgetrokken. (Afb. 1). De plattegrond is, kenmerkend voor de oudste kerkjes, zeer eenvoudig en bestaat slechts uit een rechthoekig schip, waarbij zich een iets smaller, vierkant koor aansluit. De muren zijn van weinige, kleine rondboogramen doorbroken; een houten torentje, met leien bekleed, en aan ééne zijde steunende op den sluitgevel van het schip, rijst uit het leiendak omhoog. Eveneens geheel in groefsteen uitgevoerd is de aanmerkelijk grootere kerk te Margraten, zoo aardig gelegen op een kleinen heuvel, te midden van typisch Limburgsche boerenhuizen. (Afb. 2).
Een meer ontwikkeld type geeft de kerk te Hoensbroek te zien, een dorp ten Noord-Oosten van Maastricht. (Afb. 3). Dit kerkgebouw werd in 1903 gerestaureerd en verkreeg toen weer den basilikalen vorm, die het ook eertijds moet hebben gehad. Vóór het middenschip, dat zich alzoo boven de zijbeuken verheft, staat een zware toren, geheel van natuursteen, waarvan ook het grootste deel van de kerk is opgetrokken.
Werd in Limburg veel gebruik gemaakt van mergelsteen, in Achter-Overijssel werden verschillende kerken in Bentheimersteen uitgevoerd, waarvan echter geen volledige voorbeelden meer aanwezig zijn. Eenige torens zijn echter nog gespaard gebleven, zooals die van de kerk te Denekamp, waarvan ook het oude schip nog grootendeels bestaat. (Afb. 55). Van de oude tufsteen kerkjes, die voornamelijk in het Oosten en Midden van ons land werden gebouwd, is er geen enkel ongeschonden voor ons bewaard gebleven. Slechts een kerkje te Nederhorst-den-Berg, is geheel in natuursteen uitgevoerd, die vermoedelijk werd betrokken uit de nabijgelegen stad Utrecht, waar, evenals te Deventer, in de 11e en 12e eeuw groote hoeveelheden tufsteen werden aangevoerd. (Afb. 30). Dit kerkje is echter gerestaureerd, schijnt bijna vernieuwd, zoodat het niet meer den waren ouden toestand te zien geeft. Ook dagteekent het uit verschillende perioden: het schip met toren is Romaansch, het koor Gothisch. Een geheel in tufsteen uitgevoerde dorpskerk behoort in deze streken tot de uitzondering; meestal zijn het slechts fragmenten, die van den oorspronkelijken tufsteenbouw resten. Zoo heeft de kerk te Kerkwijk in de Bommelerwaard, waar, door de nabijheid van de Waal, de tufsteen gemakkelijk kon worden aangevoerd, een schip, dat in deze bouwstof is opgetrokken. (Afb. 41). Toren en koor, uit later tijd, zijn van baksteen. De muren van het schip zijn sober versierd met lisenen en rondbogen, maar hebben veel geleden door het veranderen van de ramen.
Eenige andere kerken bezitten nog mooie Romaansche torens, zooals de statige Gothische kerk te Rheden (Afb. 42) en de kerkjes te Ressen (Afb. 43) en Bemmel (Afb. 44) allen van tufsteen en slechts met lisenen en rondboogjes versierd. [VIII]
Werd in streken, waar de natuursteen betrekkelijk gemakkelijk te verkrijgen was, bij voorkeur dit materiaal voor den bouw van de kerk gebruikt, dààr, waar de aanvoer van deze steensoort bezwaarlijk was, of waar de geldmiddelen ontoereikend waren, verschafte men zich een andere bouwstof, die minder kostbaar, doch niet minder duurzaam was. Van de klei, die onze bodem in groote hoeveelheid oplevert, werden steenen gebakken van zulk een goede hoedanigheid, dat zij voor den groefsteen niet behoefden onder te doen. Snel veroverde deze echt nationale bouwstof terrein, zoodat reeds in den loop der 12e eeuw de baksteen den tufsteen zoo goed als geheel had verdrongen en het bouwen in baksteen vrijwel regel werd. Dan ontstaan, onder invloed van de uit Noord-Frankrijk afkomstige kloosterorde der Cisterciënzers, die typische kerken van Friesland, Groningen en Drenthe, geheel in baksteen uitgevoerd, ’t zij dan al of niet geprofileerd. Deze baksteen was van zeer groot formaat, ongeveer 8 bij 15 bij 31 c.m. en werd verwerkt met breede voegen van bijna 2 c.m. en in vrij willekeurig verband. Deze steen had een zeer groote verscheidenheid van kleur, zoodat het muurwerk verschillende tinten te zien geeft, als: grijs, geel-oker, oranjerood, vermilloen, paars en blauw, tot zwart toe, die te zamen een schitterend geheel vormen van groote levendigheid, doch zonder bontheid.
Evenals de oudste natuursteenkerkjes, vertoonen ook deze eerste baksteenkerkjes een zeer eenvoudigen plattegrond; met één beuk, waarbij zich een klein, ’t zij rechthoekig of halfrond koor aansluit, stelde men zich tevreden, terwijl ook de opbouw zich door groote soberheid kenmerkt. Later werd het plan meer en meer verruimd en met een dwarsbeuk vergroot, doch zonder dat het gebouw in wezen veel veranderde. Een ruimte-ontwikkeling, die naar buiten toe zeer logisch tot uitdrukking komt, bleef steeds een kenmerkende eigenschap van deze bouwwerken. Zeer boeiend zijn altijd die oude Groningsche en Friesche dorpskerken, zooals zij daar liggen op een hooge wierde, temidden van eenvoudige dorpshuisjes.
Een karakteristiek type van een der oudste Groningsche dorpskerkjes geeft het kleine kerkje te Oldenzijl in het Noorden dezer provincie. (Afb. 63). Het gebouwtje, dat uit de 12e eeuw dagteekent, bestaat uit één schip en een halfrond, overwelfd koor. Het uitwendige van deze koornis is sierlijk bewerkt met kolonnetjes met rondbogen, waartusschen de ramen zijn geplaatst. Zij rusten op een rondboogfriesje en worden eveneens door een rondboogfriesje bekroond.
Meerdere voorbeelden van halfronden kooraanleg zijn in de Noordelijke provinciën aan te wijzen, doch geen evenaardt de sierlijkheid van dien te Oldenzijl, welke een groot meesterschap in de baksteen-techniek verraadt.
De pannen bedekking op een halfrond koor leverde echter groote moeilijkheden op; om hieraan tegemoet te komen, werd soms de bovenzijde van het koor tot een veelhoek uitgebouwd, zoodat ook een veelhoekig dakvlak ontstond, dat zonder bezwaar met pannen is te dekken. Het koor van de kerk te Weidum en Jorwerd (Afb. 75), beiden [IX]in Friesland, is op deze wijze gevormd, terwijl het koor van de kerk te Huisinghe (Afb. 65) in Groningen, door het aanbrengen van pilasters, meer de gedaante van een veelhoek heeft aangenomen.
Ook de gevels dezer baksteenkerken getuigen van grooten kunstzin en vaardigheid in het vak. Behalve de alleroudste zijn zij veelal sierlijk geleed door pilasters, kolonnetjes, en nissen, waarin baksteenvullingen zijn aangebracht, afgewisseld met diep ingesneden rond- of spitsboogramen, die, evenals de nissen, vaak met een rondstaaf werden omzoomd. Een rijke ontwikkeling verkregen, vooral in en na de 13e eeuw, de sluitgevels van het nu rechthoekige koor, waarvan de kerken te Leermens (Afb. 66), Zuidbroek (Afb. 70) en Ten Boer (Afb. 71) mooie voorbeelden leveren, die in hun groote verscheidenheid bewijzen, welk een grooten rijkdom met onzen eenvoudigen baksteen is te bereiken.
Bij kerken uit iets later tijd werden nog zware steunberen aangebracht, zooals te Stedum, (Afb. 67 en 68) waardoor de muren nog meer worden verlevendigd.
De ingangen dezer kerken, hoewel gewoonlijk eenvoudig van lijnen en profileering, zijn zeer karakteristiek. Zij zijn meestal zeer laag, wat ten deele is toe te schrijven aan de geleidelijke ophooging van het omringende kerkhof, waardoor zelfs ingangen onbruikbaar zijn geworden, zooals een van de aardige poortjes van de kerk te Finkum in Friesland (Afb. 79); deze ingang zelf, waarboven drie dichtgemetselde bovenraampjes, is rond afgesloten, zooals de meeste oude kerkingangen. Later, in de 13e eeuw, werd de ontwikkeling iets rijker door een geschulpte boogvulling als bekroning, waarvan het poortje van de kerk te Weidum nog een voorbeeld geeft (Afb. 80), totdat in de 14e eeuw een samenvoeging van korf- en spitsboog ontstaat, soms door een rechthoekige omlijsting omsloten, als het 15e eeuwsche poortje van de kerk te Middelstum (Afb. 72).
Een toren bezaten die oude baksteenkerken aanvankelijk niet. De luiklok werd toen in een houten stoel op het kerkhof nabij de kerk opgehangen. Doch spoedig ging men er toe over dit brandbaar getimmerte door een solieden, steenen toren te vervangen. Deze werd, evenals weleer de klokkestoel, geheel vrij van de kerk gebouwd. Eerst later werd de toren met de kerk tot één harmonisch geheel gemaakt, waardoor het aanzien van het gebouw zeer werd verhoogd. Vrijstaande torens komen in Groningen nog veel voor. Zij zijn gewoonlijk niet hoog, doch daarentegen zeer zwaar. De muren zijn meestal geheel vlak met galmgaten in het bovengedeelte, en worden met een zadeldak, met pannen gedekt, bekroond. De torens, die tegen de kerk zijn aangebouwd, zijn aanmerkelijk hooger, en verheffen zich ver boven het kerkdak. Zij zijn gewoonlijk ook met meer zorg behandeld en niet zelden geheel of ten deele in tufsteen uitgevoerd, wat wel eenigszins vreemd doet in dit land van den baksteen. Bijzonder sierlijk is de toren van de kerk te Jorwerd in Friesland (Afb. 76). Evenals de vrijstaande torens werden ook deze aangebouwde torens met een zadeldak afgedekt, waarvan de nok evenwijdig loopt met die van het kerkdak. Toch komen ook nog andere torendakvormen voor, waaronder vooral merkwaardig zijn de gemetselde torenspitsen, zooals van het kerkje te Surhuizum (Afb. 77). [X]
Ten einde brandgevaar zooveel mogelijk te beperken, doch tevens om de kerkruimte een waardiger aanzien te geven, werden deze oude kerkjes reeds vroegtijdig overwelfd. Aanvankelijk bepaalde deze overwelving zich tot het koor, dat, met zijn altaar, het belangrijkste deel was van het gebouw. Hieraan werd een halfronde vorm gegeven, die zich zeer gemakkelijk met een half koepelgewelf liet overdekken. Later werd ook de kerkruimte zelf overwelfd, eerst met een tongewelf, zooals bij de oudste Fransch-Romaansche kerken, daarna met koepelgewelven, ongeveer als bij de kerken van de West-Fransch-Romaansche school, waartoe het grondplan in vierkante velden werd verdeeld, die door gordelbogen werden gescheiden. Hierdoor werden in tegenstelling met het tongewelf, de zijmuren aanmerkelijk ontlast. Toch vroeg deze wijze van constructie nog zeer zware steunpunten, teneinde den zijdelingschen druk voldoende te neutraliseeren. Bij een kerkje te Hantumhuizen in Friesland (Afb. 74) heeft men dit vraagstuk zeer vernuftig opgelost, door de steunpunten binnen de kerkruimte te brengen, waardoor de zijmuren grootendeels werden ontlast. Later werden tegen deze koepelgewelven nog versterkingsribben aangebracht, die echter slechts schijnribben zijn en in een decoratieve middenroset tezamen komen. Toch was hiermede de kiem voor een nieuw gewelfstelsel gelegd; die schijnribben werden weldra als werkelijke draagribben behandeld, waartusschen dan lichte, bolvormige gewelfjes werden geslagen. Uit dit constructie-systeem ontwikkelde zich tenslotte in de 14e eeuw het kruisgewelf, waardoor het vraagstuk volkomen was opgelost en iedere willekeurige ruimte kon worden overwelfd.
De meeste dier oude Groningsche en Friesche dorpskerken zijn, of waren overwelfd, waardoor ook het inwendige van groote bekoring is. Bovendien getuigt zulks ten zeerste voor de degelijke opvatting dier middeleeuwsche bouwmeesters, die niet het inwendige aan het uitwendige opofferden, zooals in onzen tijd maar al te vaak voorkomt, maar er naar streefden zoowel in- als uitwendig het gebouw een waardig aanzien te geven, waarin zij wonderwel zijn geslaagd. Want, hoe klein en eenvoudig deze kerken voor meerendeel ook zijn, moeten zij toch gerekend worden onder de monumenten van groote kunstwaarde. Zij vertoonen eene bewonderenswaardige stijleenheid, die niet in dorheid is ontaard, maar steeds eene groote levendigheid behoudt. „Er spreekt uit het meerendeel dier kerken werkelijk een meesterschap over de vorm en stof, over de verhoudingen en in de geheele behandeling—zoo schrijft onze Rijksbouwmeester Peters, grondig kenner van de Groningsche bouwkunst—een meesterschap, niet enkel getuigend van langdurige ervaring, maar tevens van het vasthouden aan, van het blijven volgen van één type, van één genre, tot daarin eindelijk het beste, het schoonste was bereikt, wat met de gegeven middelen en materie mogelijk was.”1
De kerken in het Noorden van ons land hebben door alle eeuwen heen hun vorm vrijwel behouden; afgezien van enkele ondergeschikte wijzigingen en verminkingen dikwijls, zijn zij niet veel veranderd. Doch de kerken in de overige Provinciën hebben meerendeels [XI]zeer ingrijpende hervormingen ondergaan, vooral in de 15e eeuw, toen ook verschillende nieuwe kerken werden gebouwd. De oude, kleine Romaansche kerken konden niet meer beantwoorden aan de toenemende eischen door den eeredienst gesteld. Allereerst vroeg het koor om verruiming wegens de uitbreiding van het kerkelijk ceremoniëel. De verbouwing van zoo’n oude kerk begon dan ook gewoonlijk met dit gedeelte, zooals bij niet geheel voltooide kerken duidelijk te zien is. Was het koor gereed, dan werd het schip onder handen genomen, doch de toren bleef niet zelden gespaard en werd enkel verhoogd. Zoodoende kreeg het kerkgebouw, evenals vele nieuwe kerken, die in de 15e eeuw werden gebouwd, dikwijls een zeer rijke ontwikkeling, zoowel in plan als in opbouw. Zij werden in deze periode veelal uitgevoerd in baksteen met ruime toepassing van groefsteen, die vaak aan den ouden bouw werd ontnomen. Zoo ontstond die schilderachtige, gemengde bouwwijze, die in ons land zulke prachtige resultaten heeft geleverd.
Vooral in Noord-Brabant en ten deele ook in Zeeland, vindt men dorpskerken, die in omvang menig middeleeuwsche stadskerk overtreffen en die dan ook bezwaarlijk onder de bescheiden dorpskerkjes te rangschikken zijn. In het bijzonder zijn de torens dier kerken van imposante afmetingen en dikwijls rijk geleed met steunberen, fialen en nissen, zooals de stoere toren van de kerk te St. Michielsgestel doet zien. (Afb. 7). Eenigszins verwant hiermede, doch veel sierlijker van silhouet, is de hoog opwaartsstrevende oude toren van de vernieuwde kerk te Oud-Gastel. (Afb. 8). Evenals de toren van St. Michielsgestel bezit deze overhoeks geplaatste steunberen, die echter door het aanbrengen van fialen veel rijker zijn ontwikkeld. In vergelijking hiermede zijn de Zeeuwsche kerktorens nog bescheiden, hoewel de toren van het kleine kerkje te ’s Heer-Arendskerke, die nog tot de eenvoudigste typen gerekend kon worden, een zeer aanzienlijke hoogte bereikt, die schijnbaar nog wordt vergroot door de sterk sprekende verticale lijnen der dubbele hoeksteunberen. (Afb. 17). Niet alle Brabantsche kerken bezitten echter zulke hooge torens. De fraaie kerk te Halsteren, die tot Gemeentehuis zal worden ingericht, heeft een toren van meer normale afmetingen. (Afb. 9 en 10). Het gebouw zelf is vrij groot en heeft den vorm van een basiliek met kruisbeuk, een kerktype, dat op het platteland zeer weinig voorkomt. Gewoonlijk is bij meerschepige dorpskerken het middenschip met de zijbeuken onder één groot dak vereenigd.
Naast dergelijke groote kerken als te Halsteren, vindt men in Brabant eenige kleine kerkjes uit slechts één ruimte bestaande, die niet van kunstwaarde zijn ontbloot. De kapel van St. Anna te Heusdenhout bij Ginneken heeft slechts één beuk, waarbij een half achthoekig koor aansluit. (Afb. 12). Geestig, doch tevens zeer natuurlijk, is de oplossing van het aardige klokketorentje, dat zich zoo logisch uit den gevel ontwikkelt. Nog eenvoudiger zijn de kapellen te Nuenen-Tongelre (Afb. 13) en te Gageldonk bij Princenhage, (Afb. 14) die onderling zeer veel overeenkomst hebben; behoudens, dat de eerste met een sierlijk torentje wordt bekroond. [XII]
Zeer mooi van werking zijn ook verschillende dorpskerken in het midden van ons land, die meerendeels na 1400 werden gebouwd of ook wel herbouwd. Vele dezer kerken zijn drieschepig, soms zelfs nog met een dwarsbeuk, maar niettemin zeer goed in het karakter van een dorpskerk, die niet de pretentie van een kleine kathedraal mag aannemen. Het middenschip en de zijbeuken zijn onder één groot dak vereenigd, waardoor het kerkgebouw in juiste harmonie staat met de omgeving en de eenvoudige boerenhoeven, waarvan doorgaans ook het dak hoog en de muren laag zijn. De kerk te Kerkdriel in de Bommelerwaard (Afb. 45), zeer schilderachtig gelegen te midden van hoog geboomte en dicht struikgewas, alsmede de kerk te Geldermalsen (Afb. 50), doet deze bouwwijze kennen. Nog beter in karakter is de zeer fraaie kerk te Brakel, die gelukkig bij den dorpsbrand is gespaard gebleven. (Afb. 45). Ook hierbij worden midden- en zijbeuken door één groot dak overhuifd, dat laag bij den grond begint, waardoor het gebouw een indruk maakt van groote veiligheid, een karaktertrek, die het met onze oude boerenhuizen gemeen heeft. Ook de toren dezer kerk is fraai, fraaier nog dan die van Kerkdriel, die tot een ouderen bouw behoort en uit omstreeks 1300 dagteekent.
Bij de kerk te Rheden, van wier tufsteenen toren reeds werd gewaagd, heeft men met dit systeem gebroken en het middenschip even boven de zijbeuken verhoogd, doch te weinig om het aanbrengen van lichtramen mogelijk te maken, zoodat het basiliek-type wel werd benaderd, doch niet bereikt. (Afb. 42).
In het algemeen zijn de torens dezer kerken niet bovenmatig groot, zooals sommige in Brabant en Zeeland. In de provincie Utrecht treft men echter nog eenige hooge torens aan, die veel overeenkomst vertoonen met den Domtoren in de stad Utrecht, zooals onder andere de toren te Loenen. (Afb. 36). Deze is van een zeer decoratieve werking door de sierlijke behandeling der muurvlakken en de rijke afwisseling van baksteen met natuursteen. Ook in Havelte vindt men een toren, die zich door zijn groote hoogte, maar zeer eenvoudige bewerking, onderscheidt. (Afb. 59).
Doch zulke groote torens en kerken behooren in deze streken tot de uitzonderingen. Kleine dorpskerkjes daarentegen treft men hier zeer veel aan. Een der mooiste voorbeelden van dien aard is het kerkje te Persingen, nabij Nijmegen, dat met een paar boerenhuizen op een heuvel gebouwd, het eenige bouwwerk van belang is, dat van het door watervloeden zoo zeer geteisterde dorp is overgebleven. (Afb. 51 en 52). Het kerkje, dat niet meer voor den eeredienst wordt gebruikt, maar als barak voor besmettelijke ziekten is ingericht, munt uit door zijn goede verhoudingen en mooie massawerking. Het is zeer eenvoudig in gebakken steen uitgevoerd, maar niettemin een monumentje van groote waarde.
Het kerkje te Olst moet, ook wat ligging betreft, eveneens tot de fraaiste kleine dorpskerken in ons land gerekend worden. (Afb. 58). Weinig kerkjes zijn zoo geheel „af” als dit, en zelden zijn de drie hoofdelementen van het middeleeuwsche kerkgebouw: koor, schip en toren, zoo karakteristiek en zoo klaar tot uitdrukking gebracht als bij [XIII]dit monumentje. Ieder dezer drie onderdeden vertoonen een zelfstandige ontwikkeling, doch vormen te zamen een onberispelijk geheel van fraai silhouet.
De 16e eeuw, waarin zulke groote wijzigingen op maatschappelijk en geestelijk gebied tot stand kwamen, schijnt voor den kerkbouw niet gunstig te zijn geweest, althans werden er in die eeuw niet veel dorpskerken gebouwd. Desondanks verrees in Oosthuizen, een dorp tusschen Hoorn en Purmerend, in het begin der 16e eeuw een ruime kruiskerk, die door haar levendige afwisseling van baksteen met natuursteen, laat-Gothische traceeringen in de groote ramen en geestig, opengewerkt torentje op het kruis van het dak, een fraaien indruk maakt. (Af b. 33). Helaas is de ligging van het gebouw niet zeer gunstig en wordt het totaalbeeld zeer verstoord door een leelijke brug over de vaart, die met haar opritten een deel der kerk aan het oog onttrekt.
Met de 17e eeuw trad weer een nieuwe bouwperiode in, die zich echter in een andere richting dan de tot nu gevolgde ging bewegen. De nieuwe leer, die zich baan gebroken had, stelde voortaan andere eischen aan het kerkgebouw. Een koor, bij de Katholieke kerk van zooveel beteekenis, werd door den Hervormden eeredienst niet verlangd. Deze eischt een zooveel mogelijk vierkante en ongedeelde ruimte, opdat alle kerkbezoekers vanaf hun zitplaatsen den predikant kunnen zien en zijne rede gemakkelijk kunnen volgen. Eenvoud, zelfs zeer strenge eenvoud, stond bij den kerkbouw weer op den voorgrond. Deze 17e eeuwsche dorpskerken vertoonen dan ook een zeer sobere architectuur, en zijn bijna geheel in baksteen uitgevoerd. Doch dat zij even goed als de Middeleeuwsche kerken hun bekoring hebben, al is het dan ook een bekoring van eenigszins anderen aard, bewijzen de kerken te Woubrugge en Oudshoorn (Afb. 28 en 29). Alle versiering is hierbij achterwege gebleven en berust hun werking uitsluitend op de goede massaverdeeling. De krachtige met hollijnige steunberen versterkte muren, en het hooge leien dak met een veelhoekig torentje bekroond, verleenen het gebouw een zeer waardig, deftig cachet. De kerk te Oudshoorn, van denzelfden bouwmeester als van de verwante kerk te ’s Graveland, bezit fraaie gebrandschilderde glazen, waardoor ook het schilderachtige kerkje te Egmond aan den Hoef bekend is. (Afb. 31). Trouwens vele kerken werden in de 17e eeuw met zulke glazen versierd. Dit kerkje, eertijds behoorende bij het kasteel van Egmond, werd in 1630 gedeeltelijk vernieuwd en voorzien van een aardig torentje.
Dergelijke verbouwingen en veranderingen, die soms verband hielden met de gewijzigde bestemming van het gebouw, vonden in de 17e en ook in de 18e eeuw herhaaldelijk plaats. Hier werd een nieuwe spits op den toren gebouwd, dáár een schip met een portaal verrijkt, of elders een kerk met een uitbouw vergroot. Doch hoe dan ook, steeds werden deze toevoegingen uitgevoerd in de vormen van den tijd waarin zij ontstonden en leveren zij het bewijs, dat verschillende stijlvormen zeer wel met elkaar kunnen harmoniëeren, ja dikwijls een geheel vormen van groote schoonheid. [XIV]
De 19e eeuw was ook voor de kerkelijke bouwkunst ten plattelande, weinig vruchtbaar. Wel is waar werden, zoowel voor den Katholieken als voor den Hervormden eeredienst, vele dorpskerken gebouwd, die aanvankelijk in Klassieken-, later in neo-Gothischen- en Renaissance stijl werden uitgevoerd, maar die zijn meerendeels van geringe kunstwaarde en staan, ondanks haar soms zeer pompeuse afmetingen, verre ten achter bij de eenvoudigste kerkgebouwtjes der vorige eeuwen. Zij missen karakter; zij spreken niet als deze tot het gemoed, maar wekken, trots hun vele versieringen en vaak meerdere torens, een indruk van geestelijke armoede.
Niet alleen werd alzoo in die jaren weinig voortgebracht, dat op „kunst” aanspraak kan maken, erger nog, vele oude kerkgebouwen werden van hun schoonheid beroofd, ja zelfs gesloopt. Allerwege werden de kerkgebouwen „verbeterd en grootendeels vernieuwd”, zooals het heet op een gevelsteen, die in 1865 tegen de kerk te Godlinze werd aangebracht, toen dat gebouw, behalve zijn toren, onder een smakelooze pleisterlaag werd bedekt. Die hartstochtelijke vereering voor cementbepleistering heeft ook onder de kerkelijke bouwkunst heel wat verwoestingen aangericht, die slechts met zeer veel moeite en kosten weer te herstellen zijn. Groote sommen zijn reeds besteed om onze kerkgebouwen weer te ontdoen van het smakelooze, in voorgaande tijden aangebracht. Evenwel hebben de vele restauraties, die in de laatste tientallen jaren werden ondernomen, niet altijd een volkomen bevredigend resultaat opgeleverd. Sommige kerkgebouwen hebben door een al te ver gaande restauratie, die meer op een herbouw dan op een herstelling geleek, hun oude bekoring verloren, ook al hebben zij daarmede aan zuiverheid van stijl gewonnen. Doch ook hierin beginnen andere opvattingen baan te breken; meer en meer wint de meening veld, dat het onjuist is een monument te herbouwen in de vormen van den tijd, die het zag ontstaan, omdat het onmogelijk is zich volkomen duidelijk in te denken in de opvattingen, de gevoelens en het streven van zulk een lang vervlogen periode. Hieruit volgt tevens, dat een kerkgebouw in onzen tijd gesticht, ook zijn eigen karakter moet hebben en niet zinloos met oude stijlvormen mag worden opgesmukt. Een terugkeer naar de bouworde van vorige eeuwen, waaraan thans alle levensvatbaarheid ontbreekt, en die in botsing komt met de behoeften van onzen tijd, moet worden afgewezen. Er moet naar worden gestreefd onze kerkelijke kunst in nieuwe banen te voeren, opdat onze kerkgebouwen een taal gaan spreken van onzen tijd en dus voor ons het meest verstaanbaar en sympathiek. De groote waarde van onze oude kunst kan bij deze evolutie niet worden ontkend of weggecijferd. Integendeel, die oude kerkgebouwen kunnen ons veel leeren en er toe bijdragen onze inzichten te verruimen, want de wetten, die aan deze monumenten ten grondslag liggen, gelden voor een groot deel nog heden. En goed verstaan kunnen zij verhoeden, dat kerken worden gesticht, die door hun vormen in schrille tegenstelling zijn met het hooge doel, waartoe zij zijn bestemd, gebouwen, die het land ontsieren en den bouwmeester tot schande zijn. Alzoo steunende op de traditie, en rekening houdende met de opvattingen en eischen door een voortdurende voortschrijding [XV]der cultuur gesteld, moet worden voortgebouwd, zoodat de draad weer wordt aangeknoopt, die in de vorige eeuw is afgebroken. Wanneer de lessen, die de oude monumenten ons kunnen leeren, juist worden verstaan, dan zal het kerkgebouw weer een kunstwerk kunnen worden van groote bekoring, dan zal het weer verheffend werken op het gemoed, waarop zoowel het streven van de kerk als van de kunst is gericht, kortom, dan zal het weer karakter bezitten, waardoor onze oude dorpskerken zich zoozeer onderscheiden. [2]
1 Oud Groningerland door C. H. Peters.
KERK TE LEMIERS. (L.)
Een der oudste dorpskerken in ons land is het kleine kerkje te Lemiers, dat midden in het oude gedeelte van het dorp gelegen, door zijn sobere uitvoering en eenvoudige lijnen, zoo goed harmoniëert met de omringende dorpshuizen. Het bescheiden, doch niettemin belangwekkende gebouwtje, bestaat uit slechts één ruimte, waarbij zich een iets smaller en lager rechthoekig koor aansluit. De zware muren, opgetrokken van mergelsteen in onregelmatig verband, worden door slechts weinige en kleine rondboogramen doorbroken. Op het dak, met leien gedekt, verheft zich een klein torentje, eveneens met leien bekleed, dat het monumentje een aardig silhouet verleent.
[4]
KERK TE MARGRATEN. (L.)
De kerk te Margraten, eveneens van natuursteen opgetrokken, ligt op een hellend terrein midden in het dorp, en vormt met de aangebouwde pastorie, den zwaren ringmuur, de boomen en struiken en het wed op den voorgrond, een schilderachtig beeld. Typisch pakt het hooge leien dak om den zwaren toren, die daardoor met de kerk tot één geheel wordt. Het hooge Gothische koor met hooge spitsboogramen en zware steunberen, blijkbaar jonger dan het schip, sluit zich hierbij minder gunstig aan.
[6]
KERK TE HOENSBROEK (L.)
Eveneens van ouden datum is de kerk te Hoensbroek, wier zware, massieve toren, met hooge spits, allereerst de aandacht trekt. Het gebouw, in 1903 gerestaureerd, doet thans een basilikaal kerktype zien. Het bestaat uit een middenschip met twee zijbeuken, die niet door één groot dak worden overhuifd, zooals bij de meeste drieschepige dorpskerken, doch waarvan het middenschip zich boven de zijbeuken verheft, zoodat een directe verlichting van deze ruimte mogelijk was. Het schip eindigt in een half achthoekig koor van baksteen met natuursteen afgewisseld; schip en koor zijn onder één dak.
[8]
KERK TE WIJNANTSRADE (L.)
Naast het groote kasteel uit 1554, te Wijnantsrade, en daarmede met een houten brug over de slotgracht verbonden, staat een kleine kerk, die zich niet zoozeer onderscheidt door haar bouw, als wel door haar fraaie, schilderachtige ligging op een klein kerkhof, temidden van hoog opgaand hout, aan den oever van het breede, heldere water. Het kerkgebouw, in baksteen afgewisseld met natuursteen uitgevoerd, bestaat uit een hoog schip, waartegen een slanke toren is gebouwd, en een iets lager en smaller koor, dat, evenals het schip, door zware steunberen is omgeven.
[10]
KERK TE ASSELT (L.).
Zeer merkwaardig, zoowel wat bouw als ligging betreft, is het kerkje te Asselt, een gehucht aan den rechter oever van de Maas. Het kerkje is gebouwd op een kunstmatig aangelegd terras, midden op een groot weiland en door hooge boomen omgeven. Vanaf een zandigen landweg geeft een breede steenen trap toegang tot het plateau, waarop, te midden van een weelderigen plantengroei, het gebouwtje zich verheft. Het kerkgebouwtje vertoont sporen van herhaalde veranderingen. Het schip, blijkbaar het oudst, is opgetrokken van zeer onregelmatige stukken breuksteen, die ten deele overpleisterd zijn. Het vierkante koor, dat aan zetting onderhevig schijnt, is ten deele van breuksteen, ten deele van baksteen met natuursteen afgewisseld. Zware, lage steunberen uit later tijd schragen dit gedeelte. De toren, waarin zoowel rondboog- als spitsboogopeningen zijn aangebracht, is bijna geheel van baksteen.
[12]
TOREN VAN DE KERK TE SCHIJNDEL (N.-B.).
De kerken in Noord-Brabant, die, voor zoover zij niet vernieuwd zijn, meerendeels dagteekenen uit de 15e eeuw, kenmerken zich dikwijls door een grooten, zwaren toren. Een eenvoudig voorbeeld van dien aard levert de groote, in 1840 herbouwde kerk te Schijndel, wier oude, gespaard gebleven toren zoo krachtig het dorpsstraatje afsluit. Ofschoon zeer massief, is deze bouw toch niet van eenige sierlijkheid ontbloot door de slanke spitsboogvormige galmgaten in den bovenbouw, die bovendien door een aardig boogfriesje wordt bekroond, alsmede door het slanke traptorentje aan de zuidzijde.
[14]
TOREN VAN DE KERK TE ST. MICHIELSGESTEL (N.-B.).
Een rijke ontwikkeling vertoont de toren van de onbeduidende kerk te St. Michielsgestel, die zich zoo statig boven de daken der lage dorpshuisjes verheft. Op de hoeken van dezen forschen bouw zijn zware steunberen aangebracht, die, evenals de uitgebouwde halfachtkantige traptoren en de muurvelden, met ondiepe nissen, waarin eenvoudige traceeringen, zijn versierd. Bovendien wordt door de afwisseling van baksteen met natuursteen, zooals in de 15e eeuw veel gebruikelijk was, groote levendigheid bijgezet. Eertijds was de toren met een spits bekroond; bij een storm in het jaar 1836 stortte deze om en verwoestte in haar val het dak der kerk, die nadien werd afgebroken en herbouwd.
[16]
KERK TE OUD-GASTEL (N.-B.).
Hetzelfde karakter als de toren van St. Michielsgestel, vertoont de toren van de kerk te Oud-Gastel. Ook hier werden overhoeks geplaatste steunberen toegepast, is een traptoren uitgebouwd en zijn de muurvelden met nissen versierd. Doch de onderdeelen zijn aanmerkelijk fijner, wat vooral uitkomt bij de steunberen, die met overhoeks geplaatste fialen zijn bekroond. Hierdoor, alsmede door de vele, naast elkaar gestelde nissen, spreken de loodlijnen zeer sterk, zoodat deze, voor een dorpskerk wel wat àl te hooge toren, een bijzonder slanken en rijzigen indruk maakt.
[18]
KERK TE HALSTEREN (N.-B.).
In de nabijheid van Bergen op Zoom ligt het dorp Halsteren, wiens fraaie, ruime kerk met ondergang werd bedreigd, doch thans als Gemeentehuis zal worden ingericht. Ondanks de groote veranderingen, die het gebouw in den loop der jaren heeft ondergaan, vertoont het een fraai geheel, zooals maar zelden in ons land wordt aangetroffen. De toren is hier niet zoo groot als bij vele andere Brabantsche kerken, doch heeft afmetingen, die meer in overeenstemming zijn met het karakter van een dorpskerk. De stichting dezer kerk valt in de 14e eeuw; het koor werd in 1457 voltooid. In de tweede helft der 15e eeuw onderging het gebouw aanzienlijke wijzigingen: het schip werd toen verhoogd en tengevolge daarvan, ook de toren. In 1747 werd het bedehuis gedeeltelijk vernield, doch drie jaren later was het weer hersteld.
[20]
KERK TE HALSTEREN (N.-B.).
Door de vele verbouwingen, die de St. Quirinuskerk heeft ondergaan, zoodat zij als ’t ware met den tijd is meegegroeid, als mede door den fraaien toon, dien de materie in de vele eeuwen, die over het gebouw heengingen, heeft aangenomen, bezit dit eerwaardige monument een zeer schilderachtig karakter. Vooral komt dit uit aan de oostzijde, waar bij de ontmoeting van dwarsschip en koor een kleine sacristie is uitgebouwd.
[22]
KERK TE BERLICUM (N.-B.).
Het meer bescheiden kerkje te Berlicum, aardig gelegen temidden van moestuinen in de kom der gemeente, schijnt ook meermalen te zijn verbouwd. Zoo doet de toren twee bouwperioden kennen; de onderbouw, die met pilasters en rondboogjes is versierd, wijst op de Romaansche kunst; de bovenbouw, uit later tijd, is bewerkt met spitsboognissen, waarin kleine spitsboogvormige galmgaten. Het schip met de beide zijbeuken onder één groot dak, schijnt vernieuwd te zijn en is geheel gepleisterd. Het half achthoekige koor, eveneens wit gepleisterd, heeft zware steunberen en groote spitsboogvensters met houten ramen. Op het dak van het koor verheft zich een modern torentje voor de luiklok, dat, ondanks zijn conventioneele vormen, wel aardig doet.
[24]
KAPEL TE HEUSDENHOUT (N.-B.).
Naast zeer groote, vindt men in Brabant ook zeer kleine gebouwen voor den eeredienst bestemd, die niettemin een zeer aantrekkelijk karakter bezitten, zooals de kapel van St. Anna te Heusdenhout, die als een kunstwerk moet worden beschouwd. Zeer merkwaardig aan dit gebouwtje, dat slechts uit één ruimte bestaat, is de eigenaardig ontwikkelde voorgevel, bekroond met een geestig torentje, dat het midden houdt tusschen den gewonen, gedeeltelijk vrij staanden toren en een daktorentje. Zeer logisch is hiertoe gebruik gemaakt van de steunberen, die het midden van den gevel versterken, door hen als klokkestoel dienst te laten doen.
[26]
KAPEL TE NUENEN-TONGELRE (N.-B.).
Nog kleiner dan de kapel van St. Anna, is het aardige, doch tamelijk vervallen kapelletje, gelegen aan den straatweg van Nuenen naar Tongelre, dat thans als brandspuithuisje en ijzerbergplaats wordt gebruikt. Het eenvoudige gebouwtje is aan de wegzijde half achthoekig afgesloten. De sluitgevel aan de andere zijde wordt bekroond door een klokketorentje met zeskanten spits, waarop een bijzonder sierlijk gesmeede windvaan is geplaatst. Het dak is met leien gedekt, die evenwel voor een groot deel zijn verdwenen, waardoor de ondergang van het aardige gebouwtje niet weinig dreigt te worden verhaast.
[28]
KAPEL TE GAGELDONK (N.-B.).
In het gehucht Gageldonk, nabij Prinsenhage, ligt te midden van boerderijen en weilanden, een kleine kapel, die zeer veel overeenkomst heeft met die te Nuenen-Tongelre. Ook dit gebouwtje wordt aan de ééne zijde half achthoekig en aan de tegenover liggende zijde door een topgevel afgesloten. Echter ontbreekt hier het torentje en is het dak met riet, in plaats van met leien, gedekt. Hoewel het gebouwtje ook niet meer voor den eeredienst wordt gebruikt, maar als bergplaats voor landbouwgereedschappen dient, verkeert het nog in een vrij goeden toestand, ook inwendig, waar de gebogen, eikenhouten spanten van de zichtbare kap nog bewaard zijn gebleven; alleen de binnenbeschieting is verdwenen. In den muur zijn een paar nissen, terwijl het gemetselde altaar met zandsteenen dekplaat nog aanwezig is.
[30]
KERK TE KLOETINGE (Z.).
Evenals in Noord-Brabant, zijn de kerken in het welvarende Zeeland dikwijls zeer groot en voorzien van een hoogen toren. De kruiskerk te Kloetinge, die in afmetingen nog verre wordt overtroffen door de steedsche kerk te Kapelle, wier toren gelijkt op dien van de Oude-kerk te Delft, is van tamelijk grooten omvang, doch vertoont niettemin het karakter van dorpskerk door haar groote dakvlakken en betrekkelijk lage omtrekmuren. De hooge toren is daarmede wel eenigszins in strijd. Het gebouw, waarheen drie overgroeide laantjes leiden, is goed van massa-werking, maar in onderdeelen door pleister- en verfwerk zeer verminkt. Alleen de toren is van deze „verfraaiing” gespaard gebleven; hij is uitgevoerd in baksteen, met toepassing van natuursteen voor banden en constructiedeelen.
[32]
Van de eertijds vrij groote kerk te Waarde is niet veel overgebleven; alleen de Zuidelijke zijbeuk en de zware toren resten nog van den ouden bouw, die, in 1589 door brand vernield, slechts tendeele werd hersteld. Doch dit gedeelte en voornamelijk de toren is nog van groote waarde. De toren, waartegen weleer het schip aansloot, doch nu bijna geheel vrij staat, heeft dubbele steunberen op de hoeken. Aan de Noordzijde is een halfronde traptoren uitgebouwd, die voert naar de klokkenruimte boven het vervallen gewelf.
[34]
TOREN VAN DE KERK TE ’s-HEER-ARENDSKERKE (Z.).
Hetzelfde type als de toren van de kerk te Waarde, vertoont die van ’s-Heer-Arendskerke. Deze kerk, die een 15e eeuwsch karakter heeft, is slechts klein, doch haar toren, die waarschijnlijk tot een ouderen bouw heeft behoord, moet de hoogste zijn van Zuid-Beveland. Hij is geheel in baksteen uitgevoerd met zeer zware, dubbele steunberen op de hoeken, zoodat de loodlijnen sterk spreken. Zij zijn van boven paarsgewijze verbonden door kleine trompetgewelfjes, waardoor een voet werd verkregen voor hoektorentjes, die evenals te Kapelle, vermoedelijk de spits moesten omgeven. Deze bekroning is echter niet tot uitvoering gekomen. De toreningang is door een hooge nis krachtig geteekend, terwijl de muurvelden door ondiepe nissen worden verlevendigd, waardoor een goede tegenstelling ontstaat met de stoere steunberen.
[36]
KERK TE POORTUGAAL (Z.-H.).
Ver buiten de kom van het dorp ligt eenzaam, te midden van uitgestrekte landerijen, de mooie, oude kerk van Poortugaal, die een fraai ontwikkeld kerktype doet zien, een kerktype, dat ondanks zijn vrij groote afmetingen, toch het karakter van een dorpskerk bezit. Het kerkgebouw bestaat uit een middenschip met zijbeuken, dwarsschip en koor. Vóór het middenschip is een toren gebouwd, die door zware steunberen wordt geschraagd, en met een slanke, krom getrokken spits wordt bekroond. Aan beide zijden wordt de toren geflankeerd door lage uitbouwen, waardoor een goede samenhang met het schip is verkregen. Het middenschip en de zijbeuken worden door één groot dak overhuifd, aan welks voet topgevels met groote vensters zijn aangebracht.
[38]
KERK TE POORTUGAAL (Z.-H.).
De kerk te Poortugaal, eertijds een parochiekerk, is thans te groot voor deze kleine gemeente, zoodat slechts een deel van de kerkruimte wordt gebruikt en het ruime rechthoekige koor buiten dienst en afgesloten is. Hierdoor wordt het aanzien van het gebouw niet verhoogd. Ook doen de veranderde en geheel of tendeele dichtgemetselde vensters zien, dat het monument vele onoordeelkundige wijzigingen heeft ondergaan, die evenmin tot verfraaiing van het geheel bijdragen.
[40]
KERK TE SPIJKENISSE (Z.-H.).
Niet ver van Poortugaal ligt het dorp Spijkenisse, dat eveneens een groote, voormalige parochiekerk bezit, die echter van minder fraaie werking is als die in het eerst genoemde dorp. Zeer schilderachtig is evenwel de zware, verzakte toren, die met zijn door plompe steunberen gestutten onderbouw, nieuweren opbouw en lage spits, een aardig geheel vormt, waaraan zelfs eenige sierlijkheid niet kan worden ontzegd door de decoratieve behandeling der muren met ondiepe nissen en de slanke galmgaten.
[42]
KERK TE ABBENBROEK (Z.-H.).
Wordt bij de kerk te Poortugaal de verlichting van het ruim verkregen door groote vensters in topgevels, aan den voet van het dak geplaatst, ook bij de kerk te Abbenbroek is een dergelijke verlichting toegepast, doch werd dit motief tot een grootere en rijkere ontwikkeling gebracht. De zijbeuk is hier in vijf dwarstraveeën verdeeld, ieder met een topgevel bekroond en onderling door zware steunberen gescheiden; in iedere travée was een groot venster met traceeringen, die nu tendeele zijn dichtgemetseld, tendeele door houten ramen zijn vervangen. Al moge tegen deze opvatting eenige bedenkingen zijn aan te voeren, niet kan worden ontkend, dat zoodoende een gevelontwikkeling is verkregen van groote decoratieve werking, die het eenvoudige gebouw een groote bekoring verleent.
[44]
KOORGEVEL VAN DE KERK TE ABBENBROEK (Z.-H.).
Ook zeer merkwaardig aan het kerkje te Abbenbroek is de fraaie topgevel van het koor, die een knap stuk metselwerk doet zien. Doch overigens is het kerkgebouw zeer gehavend, wat vooral blijkt aan de naar den weg gekeerde zuidzijde, waar de muur vierkant is opgetrokken, nadat in 1747 de sierlijke topgeveltjes door storm waren vernield. Bovendien is de toren grootendeels onder een grauwe pleisterlaag bedekt, en werd in den laatsten tijd tegen den koorgevel een minder fraaie aanbouw gemaakt.
[46]
KERK TE GEERVLIET (Z.-H.).
Geervliet, waarschijnlijk een der oudste en aanzienlijkste Heerlijkheden van Holland, eertijds zelfs ommuurd, doch thans slechts een klein dorp, bezit een kruiskerk, die door haar grooten omvang getuigt van de welvaart, waarin deze plaats zich weleer mocht verheugen. Doch nu is die luister verbleekt, en het trotsche kerkgebouw in verval geraakt; vensters zijn dichtgemetseld, het koor door een schot afgesloten en de toren verminkt. Blijkbaar heeft ook de groote brand, die in 1743 Geervliet verwoestte, de kerk niet gespaard. Althans de aansluiting van het kerkdak tegen den toren duidt op latere veranderingen, en kan oorspronkelijk door den bouwmeester moeilijk zoo zijn bedoeld. Voorzoover de toren niet onder een pleisterlaag is bedekt, doet hij een rijke architectuur zien, in baksteen met bergsteen uitgevoerd. Aardig, gemoedelijk is de kleine ingang, waartoe eenige treden, waarlangs een houten leuning, leiden.
[48]
KERK TE GIESSEN-OUDEKERK (Z.-H.).
De kerk te Giessen-Oudekerk is weinig belangrijk; in sommige gedeelten, zooals het met een plat afgedekt koor, bepaald leelijk. Doch de toren, ofschoon tendeele van zijn steunberen ontdaan en met een onvolledige bekroning, is een mooi voorbeeld van een eenvoudigen baksteenbouw. Zeer juist gevoeld worden de drie verdiepingen, waaruit de toren bestaat, naar boven verlaagd en verfijnd. Is de hooge onderbouw vlak en de middenbouw even met nissen versierd, het bovengedeelte is verlevendigd door dubbele galmgaten, geflankeerd door ondiepe nissen, alsmede door een sierlijk boogfriesje als afsluiting en tevens als voet voor de balustrade.
[50]
KERK TE GIESSEN-NIEUWKERK (Z.-H.).
Van de kerk te Giessen-Nieuwkerk is enkel oud de eenvoudige toren met spitsboogvormige, gekoppelde galmgaten en slanke spits, en het half achthoekige koor met zware steunberen en rijzige spitsboogvensters, die echter grootendeels zijn dichtgemetseld. Het schip is vernieuwd en blijkens de aansluiting met den toren, ook verhoogd. Doch deze vernieuwing is op een weinig aantrekkelijke wijze uitgevoerd; vooral aan de wegzijde vertoont dit gedeelte smakelooze details. Een schilderachtig hoekje vindt men echter aan de achterzijde van het kerkgebouw, waar tegen het koor een kleine aanbouw is gemaakt, die door een grasveld en moestuin wordt omgeven.
[52]
TOREN VAN DE KERK TE NIEUWERKERK (Z.-H.).
Al zijn de kerktorens in het midden van ons land doorgaans niet zoo groot en niet zoo rijk ontwikkeld als die in Noord-Brabant en Zeeland, het torentje van de kerk te Nieuwerkerk doet zien, dat een kleine, eenvoudige toren toch ook wel een kunstwerk kan zijn en tevens, dat men eveneens in die streken over groote vaardigheid en kunstzin had te beschikken. Deze toren, goed van verhouding, fraai van lijn en fijn van geleding, is geheel van baksteen opgetrokken met bescheiden toepassing van natuursteen. Hij bestaat uit een massieven onderbouw met drie verdiepingen, waarvan de eerste een dichtgemetseld drie-lichts venster te zien geeft, de tweede met nissen, voorzien van traceeringen, is versierd en de bovenste, als bekroning, is doorbroken met groote gekoppelde galmgaten, waarboven, onder de even overstekende leien spits, een fijn boogfriesje is aangebracht.
[54]
KERK TE HEENVLIET (Z.-H.).
Dat een kerkgebouw enkel door zijn groote lijnen mooi kan zijn, bewijst het simpele kerkje te Heenvliet, evenals Geervliet, een oud stadje, dat tot den rang van dorp is gedaald. Het is zeer schilderachtig gelegen op het kerkhof, even buiten de kom der gemeente. Hooge boomen omgeven grootendeels het gebouwtje, welks voorgevel met klimop is begroeid. Het bestaat uit een middenschip afgesloten door een veelhoekig koor, waarin sporen van traceeringen zichtbaar zijn en aan de noordzijde begrensd door een zijbeuk, die met het schip onder één dakschild is gebracht. Uit den sluitgevel rijst eenvoudig en natuurlijk een torentje met hooge spits omhoog, aldus karakter gevende aan het gebouw, maar tevens aantoonende op welk een weinig kostbare wijze een toren kan worden ontwikkeld, als de middelen voor een rijkeren bouw ontbreken.
[56]
KERK TE WOUBRUGGE (Z.-H.).
De kerkgebouwen, die na de reformatie voor den Hervormden eeredienst werden gesticht, wijken sterk af van de oudere kerkgebouwen. Een verdeeling in schip, beuken en koor is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor één centrale ruimte, zooals bij de kerk te Woubrugge, die in 1653 werd voltooid. Dit deftige gebouw, wiens plattegrond uit een samenvoeging van veelhoeken is ontstaan, is geheel in baksteen uitgevoerd. Op de hooge gevelmuren, waartegen steunberen zijn aangebracht, die met een holle lijn in het gevelvlak overgaan, rust een hoog leien dak, waaruit zich een twaalfzijdig klokketorentje met slanke spits ontwikkelt. Dit torentje is van hout, evenzoo de gootlijst, die van consoles is voorzien. Ofschoon de schoonheid van dit gebouw van anderen aard is als die van de Middeleeuwsche kerken, is het toch een waardevol monument, dat mede door zijn silhouet een zeer gunstigen indruk maakt.
[58]
KERK TE OUDSHOORN (Z.-H.).
De kerk te Oudshoorn uit 1665, welke, evenals die te ’s Gravenland, door Stalpaert werd gebouwd, is vierkant van plattegrond met pijlers in de hoeken. Het uitwendige is ontwikkeld tot een kruiskerk met gelijke armen, waarvan de hoeken door lagere aanbouwen tot een kwadraat zijn uitgevuld. In de hoofdas van het gebouw, mooi gelegen in een bocht van de Oude Rijn, is een portaal voorgebouwd, dat met een fronton is bekroond. Evenals te Woubrugge zijn op de hoeken steunberen aangebracht, die hier met een gebogen lijn in pilasters overgaan. Op het kruis van het hooge leien dak verheft zich een sierlijk klokketorentje, dat het gebouw groote bekoring bijzet. In de kerk zijn fraai gebrandschilderde glazen uit 1670, die vòòr korten tijd werden hersteld.
[60]
KERK TE NEDERHORST-DEN-BERG (N.-H.).
Een kerkgebouw, dat vooral uitmunt door zijn schilderachtige ligging, is dat te Nederhorst-den-Berg. Deze kerk is gebouwd op een kleinen heuvel aan de buitenzijde van het dorp gelegen en door aardige dorpshuisjes omgeven. Bij de splitsing van den straatweg voert een breede, gemetselde trap naar het terras, dat met struiken en boomen is beplant. Te midden hiervan verheft zich het oude gebouw, geheel in natuursteen uitgevoerd, dat echter nog een zeer nieuwen indruk maakt en blijkbaar grondig is gerestaureerd. Het doet verschillende stijlvormen zien; het schip met rondboogramen, en de toren vertoonen Romaansche vormen; het koor, iets hooger dan het schip, behoort tot de Gothische stijl. Het is halftienhoekig afgesloten en heeft vrij zware steunberen en slanke spitsboogvensters.
[62]
KERK TE EGMOND OP DEN HOEF (N.-H.).
Het kerkgebouw te Egmond op den Hoef, dat eertijds behoorde bij het kasteel van de Heeren van Egmond, geeft den indruk, dat het in den loop der tijden belangrijk werd veranderd. Ter plaatse van een oude kapel, die in 1229 door Willem I, Heer van Egmond, was gesticht, werd door Jan van Egmond in 1430 een nieuwe kerk gebouwd, die met het kasteel in 1574 door Spaansche krijgslieden werd verwoest. In 1630 werd het gebouw hersteld en van een nieuw dak met klokketorentje voorzien. Door deze wijzigingen is niettemin een aardig geheel ontstaan, dat duidelijk doet zien, dat een gebouw schoon kan zijn zonder strenge stijleenheid. Het kerkje, sterk verweerd en ten deele met klimop begroeid, is zeer fraai gelegen op het kerkhof met aangrenzend plantsoen, temidden van hooge boomen. Vooral de achterzijde, met een uitbouw, die aan een dwarsschip herinnert, en het aardige torentje, is, behalve uit een architectonisch, ook uit een picturaal oogpunt zeer aantrekkelijk.
[64]
KERK TE BERGEN (N.-H.).
Van het trotsche kerkgebouw te Bergen, wiens hooge toren den zeelieden tot baken strekte, zijn slechts brokstukken overgebleven, die, over het groote grasveld verspreid en met klimop begroeid, door hun flinke details, alsmede door hun prachtig rooden baksteen, afgewisseld met natuursteen, doen vermoeden, dat het gebouw zeer groot en fraai moet zijn geweest. In 1574 geheel door brand vernield, werd in 1577 enkel het koor weer hersteld en toen met een sierlijk torentje voorzien, waarna het voor den kerkdienst der Hervormden in gebruik is genomen.
[66]
KERK TE OOSTHUIZEN (N.-H.).
De kerk te Oosthuizen uit 1518 heeft den vorm van een kruis met gelijke armen, waarvan één tot koor is ontwikkeld, dat thans door een houten schot is afgesloten. Op het kruis staat een opengewerkt zeskant torentje, dat in 1745 werd hersteld. Het gebouw is opgetrokken van warm-rooden baksteen, afgewisseld met geel-kleurigen zandsteen. De ramen en blindramen zijn met laat-Gothische traceeringen versierd. De kerk, met een tongewelf gedekt, bevat, behalve een barok grafmonument van Van Bredehoff uit 1721, een fraai hek met preekstoel en orgel uit 1521 en een portaal met rijk snijwerk uit 1648, doch alles met een dikke verflaag bedekt.
[68]
KERK TE WESTBROEK (U.).
Een dorpskerk van vrij groote afmetingen is de kerk te Westbroek, die sinds 1467 een kleine kapel vervangt. Aanvankelijk was het een parochiekerk, die behoorde onder het Aartsdiakenschap van de domkerk te Utrecht. Het gebouw bestaat uit een middenschip en twee zijbeuken, onder één groot dak, en een iets smaller, doch hooger half achthoekig afgesloten koor, waaraan een kleine kapel grenst, beide uit later tijd dan het schip. De zijbeuken, die langs den toren zijn verlengd, hebben slechts kleine vensters; die van het koor zijn groot en rijzig, geprofileerd en met blokken natuursteen omzoomd. Het middenschip is door een heel, de zijbeuken door een half spitsboogtongewelf overdekt. Schip en beuken zijn gescheiden door zware kolommen, waarop spitsbogen door zware balken verankerd.
[70]
INTERIEUR VAN DE KAPEL IN DE KERK TE WESTBROEK (U.).
Aan de zuidzijde van het koor der kerk te Westbroek grenst een kleine kapel, slechts 3,5 Meter breed, die een mooi voorbeeld doet zien van overwelving, zooals in vele onzer middeleeuwsche kerken, voornamelijk voor het koor, werd toegepast. Het schip en de zijbeuken bleven bij vele kerkgebouwen in deze streken onoverwelfd, eensdeels wegens gebrek aan middelen, anderdeels uit vrees voor zettingen van het gebouw, wat op onzen slappen bodem geenszins was uitgesloten. De ribben dezer gewelven, gewoonlijk van geprofileerden natuursteen, ontspringen zooals ook in deze kapel dikwijls op gebeeldhouwde draagsteenen. De velden tusschen deze constructieve ribben worden dan met bolvormige baksteen gewelfjes gesloten.
[72]
TOREN VAN DE KERK TE LOENEN (U.).
Eenige dorpskerken in de provincie Utrecht hebben een hoogen toren, die veel verwantschap vertoont met den Domtoren in de stad Utrecht. Ook deze torens bestaan volgens middeleeuwschen aard uit verschillende, naar boven in breedte afnemende, verdiepingen als teerlingen opeengestapeld. Zoo ook de toren te Loenen, die met zijn vele slanke nissen, waarin traceeringen, en rijke afwisseling van bak- en natuursteen, een zeer decoratieven indruk maakt. Op den rechthoekigen onderbouw, waartegen een achtkant traptorentje is uitgebouwd, verheft zich een smallere bovenbouw met lichte steunberen op de hoeken. In 1714 werd de toren door den bliksem getroffen en de spits vernield. Door bijdragen van de ingezetenen werd deze echter spoedig hersteld; waarschijnlijk zullen toen ook de Renaissance balustraden aangebracht zijn op den omgang en aan den voet van het dak.
[74]
Zeer veel overeenkomst met den toren van de kerk te Loenen, bezit die van de eenschepige kerk te Soest, die vóór eenige jaren werd gerestaureerd. Evenwel is deze toren veel strenger van lijn en vertoont hij ook niet die levendige afwisseling van baksteen met natuursteen. Natuursteen werd enkel gebruikt voor constructieve onderdeelen, traceeringen en eenige blokken op de hoeken. Aan beide zijden van den drie verdiepingen hoogen toren is een achthoekig traptorentje aangebouwd, dat tot de eerste verdieping reikt.
[76]
TOREN VAN DE KERK TE HOUTEN (U.).
De geheel bepleisterde kerk te Houten bezit een hoogen toren, waarvan wel is waar vele details eveneens door bepleistering zijn verminkt, doch die niettemin nog een goeden totaal indruk maakt. Bovendien is de ligging, aan de bocht van den weg en tusschen hooge boomen en eenvoudige dorpshuizen, zeer eigenaardig. Het onderste gedeelte van den toren is van tufsteen; de beide bovenste verdiepingen van baksteen afgewisseld met banden. De overhoeks geplaatste steunberen eindigen in fialen, die de spits omgeven.
[78]
KERK TE VREELAND (U.).
Het kerkje te Vreeland, zoo simpel in verhouding tot haar trotsche buurvrouw te Loenen, aan de overzijde van de Vecht, draagt de sporen van verbouwingen en vergrootingen. Vooral de schilderachtige noordzijde duidt sterk daarop. Het vierkante koor, naar den weg gekeerd, schijnt het oudst, en is van zeer grooten steen opgetrokken in zeer eenvoudige vormen. Iets rijker is het schip bewerkt, dat om den toren heen grijpt. De spitsboogramen hierin geplaatst, zijn met profielsteen omgeven; bij enkele vindt men nog sporen van traceeringen, die in baksteen waren uitgevoerd.
[80]
KERK TE BLAUWKAPEL (U.).
In een der forten om de stad Utrecht ligt het kleine dorp Blauwkapel, dat uit slechts weinige huizen en een bijzonder klein kerkje bestaat. Dit gebouwtje, veilig verscholen achter deze hooge verdedigingswerken, geeft, ondanks zijn kleine afmetingen, een volledige kruiskerk met koor te zien. Tegen het schip, met een houten tongewelf afgedekt, is een torentje gebouwd, wiens kleine spits zich nauwelijks boven de wallen verheft. Het ondergedeelte van de muren is gepleisterd, overigens zijn zij uitgevoerd in groot formaat baksteen, mooi van kleur.
[82]
In de Bommelerwaard vindt men verscheidene aardige, oude dorpskerken, waarvan de kerk te Kerkwijk wel de oudste is, althans het schip, dat, geheel van tufsteen, misschien reeds in de 11e eeuw werd gebouwd en Romaansche vormen vertoont. De muren zijn versierd met lisenen, door rondbogen verbonden, doch hebben veel geleden door het inbreken van groote ramen ter vervanging van de oorspronkelijk veel kleinere, en door het aanbrengen van baksteenen steunbeertjes. Het koor, iets smaller en hooger dan het schip, is, evenals de toren, in baksteen uitgevoerd en van iets later tijd. De toren uit de 13e eeuw heeft vroeg-Gothische vormen, doch is zeer gehavend. Tegen den toren is een traptoren aangebouwd, die van onder rond en van boven veelhoekig is. Het interieur is thans weinig belangrijk meer, wegens ondergane verbouwing, waarbij het koor en schip tot een geheel zijn gebracht en de zware houten trekbalken met karbeels, door dunne ijzeren stangen zijn vervangen.
[84]
KERK TE RHEDEN (GELD.).
Evenals het schip van de kerk te Kerkwijk behoort de tufsteentoren van de kerk te Rheden tot de weinige overblijfselen der Romaansche kunst in ons land. De majestueuze 12e eeuwsche toren is zeer eenvoudig behandeld, doch daardoor juist van groote werking; vlakke blindbogen versieren den stoeren romp, die door een eenvoudige spits wordt bekroond. Het Gothische kerkgebouw zelf, is niet geheel in overeenstemming met den toren, die eertijds bij een lageren bouw schijnt te hebben behoord. Het schip der kerk verheft zich even boven de zijbeuken, zonder dat echter de basiliekale vorm is bereikt. Het koor is voorzien van slanke vensters, met laat-Gothische traceeringen, en iets hooger dan het schip.
[86]
KERK TE RESSEN (GELD.).
Het kleine kerkje te Ressen heeft eveneens een Romaanschen tufsteentoren, waarvan echter het bovengedeelte in baksteen is vernieuwd, terwijl ook de minder fraaie achthoekige toren van later tijd is. De toren is door boogfriesjes in verdiepingen verdeeld; in de bovenste zijn galmgaten, waarin vroeger zuiltjes hebben gestaan. Tegen den krachtigen toren staat een klein schip, door rondboogramen verlicht, waarbij zich een veelhoekig Gothisch koor met zware steunberen aansluit. Schip en koor, alsmede het ondergedeelte van den toren, zijn gepleisterd en gewit boven een zwart geteerd plint.
[88]
KERK TE BEMMEL (GELD.).
In Bemmel, een dorp nabij Ressen, ligt onder aan den rivierdijk, grootendeels achter huizen en boomen verscholen, een geheel gewit kerkgebouw, eveneens met een eenvoudigen Romaanschen tufsteentoren uit het begin der 13e eeuw. Deze toren vertoont zeer veel overeenkomst met dien van het naburige Ressen. Ook hier zijn rondboogjes toegepast; alleen het bovengedeelte is iets afwijkend, doordat van iedere zijde twee gekoppelde galmgaten zijn aangebracht. Ook zijn hierin de zuiltjes nog aanwezig, die te Ressen ontbreken.
[90]
Hoewel niet zoo oud als de kerk te Kerkwijk, kan de kerk te Kerkdriel, eveneens in de Bommelerwaard, mede tot de oudste kerkgebouwen gerekend worden, tenminste wat den toren betreft, die uit omstreeks 1300 dagteekent. De kerk zelf is uit de 15e eeuw. Deze toren, geheel van baksteen opgetrokken, is met blindbogen versierd en wordt door een hooge spits bekroond. Aan de zuidzijde van den toren is een vierkante traptoren uitgebouwd. Het ruime schip is met de zijbeuken onder één dak gebracht. De zijbeuken zijn langs den toren doorgetrokken en schuin afgesloten. Ze zijn opgetrokken van baksteen met ruime toepassing van natuursteen, welk materiaal ook aan de tranceptgevels is verwerkt, doch overigens spaarzaam werd aangewend. De ligging van het gebouw, te midden van hooge boomen en dichte struiken, is ook zeer mooi, doch het buiten dienst gestelde dwarsschip en koor, waarin gewelfschilderingen zijn ontdekt, is zeer verwaarloosd.
[92]
Een zeer mooi voorbeeld van een drieschepige dorpskerk is de kerk te Brakel, een type ongeveer als te Kerkdriel, doch zonder kruisbeuk. Ook hier worden middenschip en zijbeuken door één hoog dak overhuifd, dat vrij laag bij den grond begint, waardoor het gebouw zoo goed harmonieert met de lage dorpshuisjes. De rondboogvensters in de zijbeuken, waarvan nog gedeelten van tufsteen zijn, werden later ingebroken ter vervanging van oorspronkelijk kleinere ramen. Het koor, ter breedte en hoogte van het middenschip, heeft spitsboogvensters en is half tienhoekig afgesloten. Ook zeer fraai is de toren, die in drie verdiepingen is verdeeld, welke naar boven lager en smaller worden; aan de noordzijde is een veelhoekig traptorentje uitgebouwd.
[94]
INTERIEUR VAN DE KERK TE BRAKEL (GELD.).
Doen de nieuwe vensters in de zijbeuken van de kerk te Brakel reeds een verbouwing vermoeden, ook het interieur der kerk duidt op een wijziging van den oorspronkelijken toestand. Vooral het plafond met de zware trekbalken met karbeels, schijnt te zijn veranderd. Niettemin maakt deze ruimte, met haar aardige doorkijkjes en van gebrandschilderde glazen voorziene koor, waarin de preekstoel is geplaatst, nog een gunstigen, vriendelijken indruk.
[96]
KERK TE HEDEL. (GELD.)
Het lage kerkgebouw der Hervormde gemeente te Hedel, aan den rand van het dorp gelegen, heeft een zelden voorkomend kerkplan, dat toch voor den Hervormden eeredienst zeer geschikt lijkt, omdat alle kerkbezoekers onbelemmerd den predikant kunnen zien. Het gebouw, dat den vorm heeft van een T, schijnt te zijn gebouwd op de grondslagen van een groote, 15e eeuwsche kruiskerk, waarvan echter slechts een gedeelte werd benut. Op het dak verheft zich boven den zuidelijken ingang een slank torentje, dat aanvankelijk op het kruis stond, doch in het begin der 19e eeuw werd afgebroken en verplaatst.
[98]
KERK TE BRUCHEM. (GELD.)
Een duidelijk bewijs, dat verschillende stijlvormen zich goed kunnen samenpassen, en het geen vereischte is, dat toevoegingen moeten worden uitgevoerd in de stijl van het gebouw, levert het kerkje te Bruchem, eveneens in de Bommelerwaard, waarin verschillende stijlelementen zijn vereenigd. Het oorspronkelijk 15e eeuwsche kerkgebouw werd in de 17e eeuw verbouwd. In de 18e eeuw werd er een portaal aan toegevoegd. Later werd het gebouw geheel gepleisterd en gewit, wat wel niet kan worden geprezen, doch wat toch wel aardig doet tegen den achtergrond van groen.
[100]
KERK TE GELDERMALSEN. (GELD.)
Van de dorpskerken in de Tielerwaard is het kerkgebouw te Geldermalsen wel het belangrijkste. Gelegen aan den hoofdweg op een naar de Linge afhellend terrein, maakt het gebouw, vooral van de noordzijde, een gunstigen indruk door zijn krachtige massawerking. Het hooge pannendak van het schip, dat doorgetrokken is over de zijbeuk, waarmede de kerk aan deze zijde is vergroot, de zware toren met lage spits, en het rijzige koor met kleinen uitbouw, zij vormen samen een mooi geheel. In onderdeelen is het gebouw echter teleurstellend. Behalve de zuidgevel van het schip en een gedeelte van het koor, dat in mooi rooden baksteen prijkt, is alles grauw gepleisterd, gedeeltelijk vlak, gedeeltelijk ruw behandeld.
[102]
KERK TE PERSINGEN. (GELD.)
Ten Oosten van Nijmegen, links van den straatweg naar Beek, ligt het gehucht Persingen, eertijds een welvarend dorp, doch thans slechts bestaande uit een paar boerenhuizen en een kleine kerk. Doch dit oude kerkje, reeds lang aan den dienst onttrokken, is van groote kunstwaarde en moet tot de mooiste dorpskerkjes in ons land worden gerekend. Het is geheel in baksteen uitgevoerd, die echter overblijfselen van een latere overpleistering doet zien, zelfs de afdekkingen van de zware steunberen, die het gebouwtje omgeven, zijn gemetseld. Ook het inwendige verraadt de bekwame hand van den metselaar; het is overwelfd met Gothische kruisgewelven, die laag bij den grond beginnen.
[104]
KERK TE PERSINGEN. (GELD.)
Het fijn gevoel van den bouwmeester dezer bescheiden dorpskerk komt vooral tot uiting aan den toren, die wat rijker is behandeld dan het schip en het koor. Deze toren, zeer goed van verhouding, is met nissen en tandlijstjes versierd. De slanke galmgaten in het bovengedeelte zijn echter dicht gemetseld, toen het gebouw zijn bestemming had verloren. Ook de vensters van het schip en koor zijn grootendeels dichtgemetseld of met houten ramen gedicht. In den laatsten tijd heeft het gebouw eenige herstellingen ondergaan, die evenwel tot het beslist noodige zijn beperkt, zoodat het karakter van het gebouw niet is aangetast en ook geen afbreuk werd gedaan aan het schilderachtig cachet.
[106]
KERK TE WESTERVOORT. (GELD.)
Als zoovele oude kerken dagteekent het dorpskerkje te Westervoort bij Arnhem, uit verschillende perioden. Blijkens het gebruik van tufsteen voor het schip, mag dit tot het oudste gedeelte van den bouw gerekend worden. Verder is het kerkgebouw in baksteen uitgevoerd, zoo ook de zware toren, waaraan vroeg-Gothische vormen zichtbaar zijn. Deze is blijkbaar verhoogd, waarschijnlijk in verband met een verbouwing van het schip. Aan de zuidzijde van den toren is een halfrond traptorentje uitgebouwd, dat tot halverhoogte reikt. Het half achthoekige koor, ook bij dezen bouw van jonger datum, had slanke spitsboogvensters, die gedeeltelijk zijn dicht gemetseld, gedeeltelijk door houten ramen vervangen.
[108]
KERK TE BARNEVELD. (GELD.)
De middeleeuwsche kerken zijn dikwijls zoodanig ingebouwd, dat zij slechts gedeeltelijk zijn te overzien. Daarop waren zij echter berekend, zooals blijkt bij vele Gothische stadskerken, die soms, door nauwe straatjes zijn omgeven. Zij zijn dan als ’t ware tot één geheel gegroeid met de omringende huizen, waarvan zij niet, dan ten koste hunner schoonheid zijn te ontdoen, zooals de vrijlegging van den Keulschen dom heeft bewezen. Zoo wordt ook de kerk te Barneveld, een dorp dat veel van een stadje heeft, vooral aan de zuidzijde nauw ingesloten. Dit gebouw, zoo bekend door den stouten daad van Jan van Schaffelaar, was oorspronkelijk een kruiskerk, wat sommige scheef geplaatste steunberen nog verraden. Door toevoeging van twee zijschepen, die even hoog zijn als het middenschip, werd de kerkruimte aanmerkelijk vergroot en ontstond een soort halle-kerk, die in ons land vrij zeldzaam is.
[110]
TOREN VAN DE KERK TE DENEKAMP. (O.)
Voor den kerkbouw in Achter-Overijssel werd weleer veel gebruik gemaakt van Bentheimersteen, die daar betrekkelijk gemakkelijk te verkrijgen was. Zoo ook voor de kerk te Denekamp, die bestaat uit een schip met een zwaren toren, van natuursteen opgetrokken, en een nieuw gedeelte van baksteen met toepassing van zandsteen aan den ouden bouw ontnomen, dat in dezen tijd werd uitgevoerd. De zeer massieve, blauw-grijs verweerde toren, met een driehoekig, uitgebouwden traptoren aan de zuidzijde, is drie verdiepingen hoog, waarvan de eerste met een zware hollijst is afgesloten en de bovenste voorzien is van spitsboogvormige galmgaten. In den toren, zoowel als in het schip, zijn Gothische kruisgewelven. In verband met de vergrooting van de kerk is het oude schip eenigszins gewijzigd en gerestaureerd.
[112]
KERK TE WEERSELO. (O.)
Het kleine Protestantsche kerkje te Weerselo munt vooral uit door zijn aardige ligging. Met een groote, wit gepleisterde pastorie en een omgeving van hooge zware boomen vormt het een zeer schilderachtig geheel. Het kerkje, dat weleer tot een Stift behoorde, is hoogst eenvoudig en bestaat slechts uit een schip van vier traveeën, met een open torentje bekroond. De muren zijn grootendeels van natuursteen opgetrokken, wat op een hoogen ouderdom wijst. Het gebouwtje blijkt in den loop der tijden veel verandering te hebben ondergaan. Twee gevels zijn onder een pleisterlaag bedekt, waarop ten overvloede, zeer smakeloos, spitsboogramen zijn geschilderd. In één dezer gevels is een eenvoudig Renaissancepoortje met opschrift, waarboven een wapenschild. Het best bewaard gebleven is de zuidgevel, waarin spitsboogramen van verschillende hoogte, die vermoedelijk kleinere ramen vervangen. Aan deze zijde ligt ook een klein kerkhof, door een heg omgeven.
[114]
KERKTOREN TE LOSSER (O.).
Eveneens in Achter-Overijssel ligt, nabij de Duitsche grens, het dorp Losser, dat weleer een oude kerk bezat, waarvan enkel de toren nog bestaat. Deze toren wijkt echter, zoowel in samenstelling als in vorm, sterk af van de andere oude dorpstorens in deze streken. Hij is geheel van baksteen met bescheiden toepassing van natuursteen en vertoont een vorm, die in Groningen en Friesland herhaaldelijk voorkomt, maar hier tot de uitzonderingen behoort. Behalve in het Noorden worden in ons land dergelijke torens met een zadeldakvormige afdekking bijna niet aangetroffen.
[116]
KERK TE OLST. (O.)
Een dorpskerk van zeer groote architectonische waarde is het kleine kerkje te Olst, dat zich door een zeer gunstige massawerking onderscheidt. Zelden ziet men een gebouw, waarvan de inwendige ruimte zoo duidelijk en logisch naar buiten is vertolkt. Vertrouwelijk rust het lage koor tegen den sluitgevel van het hooge schip, waarvoor zich een eenvoudig geteekende toren verheft, wiens slanke spits hoog in de lucht steekt. Alle overbodige toevoegingen zijn vermeden en alle vormen volkomen natuurlijk uit hun bestemming gegroeid. Zeer fraai is ook het rustige silhouet, dat een steeds klimmende lijn doet zien, die in den toren zijn grootste hoogte bereikt. Jammer, dat het inwendige geleden heeft door wijziging van het koor, waarin het orgel werd geplaatst. Het schip verkeert echter nog in goeden staat; het is overdekt met gewelven, waarvan twee als kruisgewelven en een als netgewelf is behandeld. Het ondergedeelte van den toren, dat blijkbaar tot een ander gebouw heeft behoord, doet Romaansche vormen zien en is in tufsteen uitgevoerd.
[118]
KERK TE HAVELTE (DR.).
De hooge toren van de eenschepige kerk te Havelte vertoont een weinig voorkomend karakter. Zulke hooge torens komen in dit gedeelte van ons land niet veel voor. Ook de vorm wijkt van het gewone type af, hoewel de verschillende elementen, waaruit de bouw bestaat, als de zich naar boven versmallende verdiepingen, de aangebouwde traptoren en de korte spits, dezelfde zijn als bij vele andere oude kerktorens. Deze toren dagteekent volgens een inschrift uit het begin der 15e eeuw. Hij werd echter bij een storm in 1660 zwaar beschadigd, doch spoedig daarop weer hersteld. Bij die gelegenheid werd waarschijnlijk ook het traptorentje gemaakt, dat naar de luiklok voert. De kerk zelf is ouder en uit het begin der 14e eeuw, doch is in 1598 aanzienlijk verbouwd. Het schip is overwelfd en eindigt in een halfachthoekig koor van gelijke hoogte en breedte.
[120]
KERK TE VLEDDER. (DR.).
Behalve den toren heeft de kerk te Vledder veel overeenkomst met die te Havelte, alleen is de eerste wat kleiner en is het koor iets smaller dan het schip, doch overigens zijn de beide gebouwen vrijwel gelijk. De toren vertoont echter een andere ontwikkeling en heeft den Groningschen en Frieschen torenvorm; ook ontbreken hier de slanke nissen en openingen en worden de vlakke muren slechts door twee-hoog, kleine galmgaten doorbroken. De kerk ligt op een verhoogd grasveld, omgeven door denneboomen, midden in het kleine dorp, dat uit slechts weinige, onregelmatig verspreide huizen bestaat.
[122]
KERK TE ANLOO (DR.).
Een mooien toren heeft ook de kerk te Anloo, die door zijn aardige gevelbekroning en klein spitsje een karakteristiek type van zadeldaktorens vertegenwoordigt. Hij is van frisch rooden baksteen opgetrokken en op Romaansche wijze eenvoudig versierd met rondbogen en kleine galmgaten. De tamelijk lage en overwelfde kerk doet twee bouwperioden kennen. Het oudste gedeelte, het schip, is grootendeels van tufsteen en vertoont resten van lisenen en blindbogen. De later ingebroken ramen zijn met baksteen aangemetseld. Het veelhoekig koor is in groot formaat baksteen uitgevoerd. Het kerkgebouw ligt op een uitgestrekt grasveld, dat ten deele door een vervallen baksteenmuurtje, op veldheien gefundeerd, is omsloten.
[124]
KERK TE KREWERD. (GR.).
De Groningsche en Friesche dorpskerken werden bij voorkeur gebouwd op een hooge wierde, zoodat zij veilig waren voor overstroomingen, waardoor deze lage landen zoo vaak werden geteisterd, toen zij nog niet omdijkt waren. Aan den voet dezer wierde strekt zich het dorp uit, zoodoende met het kerkgebouw een mooi totaalbeeld vormende. Deze dorpen zijn dikwijls zeer afgezonderd gelegen. Zoo ook Krewerd, een zeer oud dorpje ten Noorden van Appingedam, wiens kerk uit het laatst der 13e eeuw dagteekent. Het kerkgebouw zelf verkeert nog in vrij goeden toestand en doet een zeer mooie baksteen architectuur zien, doch de toren heeft veel geleden, mede, doordat het pannen zadeldak door een lage spits met zink bekleed, is vervangen.
[126]
KOOR VAN DE KERK TE OLDENZIJL. (GR.).
Uit het laatst der 12e eeuw is het kleine eenschepige dorpskerkje te Oldenzijl, dat geheel in groot formaat rooden baksteen is uitgevoerd, en wiens zware muren op sommige plaatsen wel 1.– meter dik zijn. Het omringende kerkhof is geleidelijk opgehoogd, zoodat ook het plint van het halfronde koor aan het gezicht is onttrokken, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de goede verhoudingen, die bovendien nog zijn verstoord door een verhooging van het bovengedeelte. Niettemin is deze koornis nog zeer belangwekkend en een fraai voorbeeld van decoratieven baksteenbouw. De drie kwart kolonnetjes, waarop rondbogen ontspringen, zijn voorzien van kapiteelen en basementen met bladvormen versierd, doch, evenals de draagsteentjes onder de kleine rondboogjes, grootendeels verweerd.
[128]
INTERIEUR VAN DE KERK TE OLDENZIJL. (GR.).
Het schip van het Oldenzijlsche kerkje, in vijf traveeën verdeeld, was eertijds geheel overwelfd, waarvan echter, behalve enkele aanzetten van gordelbogen en ribben, slechts één gewelfveld is overgebleven; de ruimte wordt thans grootendeels gedekt door een houten balkzoldering, die ultramarijn-blauw is geschilderd. Het koor heeft ook zijn koepelvormige overwelving behouden; de muren hiervan zijn met rondbogen op gekoppelde zuiltjes geleed. Ondanks het interieur zoo gehavend is, maakt het toch nog een gunstigen indruk, waartoe ook wordt bijgedragen door de fraaie preekstoel uit 1768 en eenige eikenhouten banken met decoratief snijwerk, waarin wapenschilden zijn opgenomen.
[130]
KERK TE HUSINGHE. (GR.).
Het kerkje te Husinghe bezit ook een mooien, halfronden kooraanleg. Dit gebouwtje, waarbij een zware toren, is overwelfd, waartoe het plan in vier velden is verdeeld; eveneens is het koor overwelfd. Dit koor is van de buitenzijde versterkt door rechte, weinig voorspringende steunberen. Hiertusschen zijn rijzige rondboogvensters, die met een kraal zijn omzoomd, geplaatst. Boven elk raam zijn twee cirkelvormige nisjes. Een rondboogfriesje, zooals ook onder de ramen voorkomt, sluit het gevelveld af. Waarschijnlijk waren hierboven eertijds nog uitmetselingen van profielsteen, die de steunberen onderling verbonden, doch nu door een houten goot zijn vervangen.
[132]
KERK TE LEERMENS. (GR.)
De op een zeer hooge wierde gelegen kruiskerk te Leermens draagt de sporen, dat er door meerdere generaties aan gewerkt is, doch bezit niettemin zeer fraaie gevelpartijen. Deze zijn zeer decoratief ter volle hoogte geleed met slanke kolonnetjes, met rondbogen verbonden, waartusschen nissen met vlechtwerk, afgewisseld door vensters, zijn aangebracht. Ook de topgevel is op deze wijze bewerkt, zoodat deze partij van zeer levendige werking is. De baksteenvlechtingen dezer kerkjes vertoonen groote afwisseling en bewijzen, evenals de geheele compositie, een groote vaardigheid in de baksteenkunst.
[134]
KERK TE STEDUM. (GR.)
Een der grootste en indrukwekkendste kerken in Groningerland is de kerk van Stedum, die een volledig ontwikkelde kruiskerk te zien geeft met veelhoekig koor en zwaren toren. Behalve het koor, dat uit de 15e eeuw is, dagteekent het kerkgebouw uit de laatste helft der 13e eeuw. Het is gebouwd onder leiding van de Abdij te Adouard, die vele uitstekend gevormde bouw- en werkmeesters leverde, en daardoor van zulk een grooten invloed was op de ontwikkeling der middeleeuwsche kunst in deze gewesten. Ook dit monument levert weer een bewijs van de groote bekwaamheid dier bouwmeesters. De gevels zijn rijk behandeld met rond- en spitsboognissen en vensters, afgewisseld door zware steunberen, die den bouw zoo’n groote kracht bijzetten. De zware toren, ter zelfder breedte als het schip, bevat een tweeden toren, die als klokkestoel dienst doet.
[136]
KERK TE STEDUM. (GR.)
Aan de noordzijde van de kerk te Stedum, in den hoek van dwarsschip en koor, is een groote, twee verdiepingen hooge uitbouw, die evenmin als het koor tot den ontstaanstijd van de kerk behoort. Deze uitbouw heeft zware steunberen, die echter een anderen vorm vertoonen als die van het dwarsschip, welke bij de restauratie zijn veranderd. Ook het inwendige van de kerk is met zorg behandeld. De muren zijn geleed met kolonnetjes met rondbogen; bundelpijlers dragen de spitsboogvormige kruisgewelven, waarop 15e eeuws schilderwerk is te zien. Tegen een leelijke glaspui, die het koor afsluit, staat te midden van goed gevormde banken een mooie preekstoel met rijk snijwerk. In het koor bevindt zich de mooie, marmeren tombe van Jonker Adriaan Clant van Stedum, door R. Verhulst vervaardigd en in 1672 opgericht.
[138]
KERK TE LOPPERSUM (GR.).
Een nog grootere ontwikkeling dan de kerk te Stedum verkreeg het 15e eeuwsche kerkgebouw te Loppersum, dat een dubbel dwarsschip heeft. Bovendien is het gebouw aan de noordzijde nog door uitbouwen verruimd, waardoor echter afbreuk wordt gedaan aan het rustig aspect van het geheel. Ook behoort het niet meer geheel tot den zuiveren baksteenbouw, zooals de meeste kerkgebouwen dezer streken, doch doet een matig gebruik van natuursteen zien. Toch is dit gebouw van groote waarde en maakt het, vooral aan de zuidzijde, waar zware steunberen uit later tijd tegen de dwarsbeuken zijn aangebouwd, een goeden indruk. In dezen gevel is een Gothisch poortje, geheel van natuursteen, doch dik onder de verf. Uit een gedenksteen in den toren blijkt, dat deze in het begin der 17e eeuw is hersteld.
[140]
KERK TE ZUIDBROEK (GR.).
De fraaie kruiskerk te Zuidbroek, waarbij op eenigen afstand een zware toren staat, is zeer rijzig van aanzien door de vrij sterk sprekende verticale lijnen. De toren, geheel gepleisterd, is van weinig architectonische waarde, doch het kerkgebouw destemeer. De hooge gevels zijn naar 13e eeuwsche trant, met pilasters, kolonnetjes en boogjes versierd. De onderbouw bestaat uit een arcatuur van drie kwart kolonnetjes op een hoog plint, met spitsboogjes verbonden en cirkelvormige nisjes omvattende. In het bovengedeelte zijn zeer slanke vensters, waarnaast nissen met afwisselend vlechtwerk, aangebracht. Onder het overstekend pannendak zonder goot, is een boogfriesje, dat zich ook langs de klimmende lijnen van den topgevel voortzet. Het interieur is hoog en statig en ondanks de weinige en smalle vensters overvloedig verlicht. De ruimte wordt overdekt door koepelgewelven met schijnribben, die in een sierroset tezamen komen. Een barok-preekstoel uit 1736 en eenige blank-eikenhouten banken uit 1709 dragen tot verfraaiing bij.
[142]
KERK TE TEN BOER (GR.).
De koorgevel van de kerk te Ten Boer onderscheidt zich, evenals die van de kerk te Zuidbroek, door een rijke ontwikkeling, doch overigens verkeert het gebouw, vooral inwendig, in een gehavenden toestand. De zijgevels zijn aanmerkelijk gewijzigd, mede door het inbreken van groote spitsboogramen, doch bezitten nog mooie gedeelten en goede details als rondbogen en enkele verweerde terracotta-kapiteeltjes. De koorgevel is echter vrijwel ongeschonden bewaard gebleven; hij vertoont ongeveer hetzelfde karakter als die van de kerk te Zuidbroek, echter is de onderbouw wat eenvoudiger, doch de bovenbouw des te rijker: de dubbele boogjes, ieder rustende op kolonnetjes en het fraaie vlechtwerk, verleenen deze partij een groote levendigheid en rijkdom.
[144]
POORTJE VAN DE KERK TE MIDDELSTUM (GR.).
In het welvarende dorp Middelstum ligt een groote volledige kruiskerk uit het midden der 15e eeuw, waarvan de onderbouw gedeeltelijk is uitgevoerd van tufsteen, ongeveer van het zelfde formaat als de groote baksteenen, die voor den opbouw werden gebruikt. Een dergelijke gelijktijdige toepassing van deze twee materialen komt in deze streken meermalen voor, vooral bij torens, waaruit blijkt, dat hier niet de elders geldende regel op gaat, dat tufsteenkerken van ouder datum zijn dan baksteenkerken. Ook in het mooie laat-Gothische poortje zijn tufsteenen verwerkt, die bij wijze van banden den baksteen afwisselen. Een gelijkvormig poortje bevindt zich eveneens aan den tegenoverliggenden gevel, doch is onder een dikke pleisterlaag bedekt en smakeloos bont gekleurd.
[146]
LINKS: TOREN VAN DE KERK TE HUIZUM. (FR.)
RECHTS: TOREN VAN DE KERK TE NOORDLAREN. (GR.)
In hoofdvorm zijn de oude Groningsche en Friesche torens vrijwel gelijk; behoudens enkele uitzonderingen worden zij door een zadeldak gedekt. Doch in onderdeelen vertoonen zij groote verscheidenheid. Soms zijn zij geheel vlak, doch ook niet zelden met nissen, pilasters, rondboogjes of rondboogfriesjes geleed. Op het dak verheft zich gewoonlijk een windvaan, die bij de kerk te Noordlaren tot een sierlijk smeedwerk is ontwikkeld. Bij uitzondering is hier geen haan-, doch een paardmotief als windwijzer toegepast. Het torentje van de kerk te Huizum is iets fijner van teekening; gelukkig is het gespaard gebleven voor de smakelooze bepleistering, waarmede niet in vorige eeuwen, doch eerst voor weinige jaren, dit kerkje is bedekt.
[148]
INTERIEUR VAN DE KERK TE HOUTUMHUIZEN. (FR.)
De oudste vorm van overwelving der Groningsche en Friesche dorpskerken was, nà het tongewelf, het koepelgewelf, door zware gordelbogen gescheiden. Een mooi voorbeeld hiervan levert het vrij goed bewaard gebleven kerkje te Houtumhuizen, in het noorden van Friesland. Merkwaardiger wijze zijn de steunpunten der gewelven hier binnen de ruimte gebracht, zoodat de muren grootendeels ontlast werden van den druk van het gewelf. De zware, spitsboogvormige gordelbogen, eertijds in zichtbaren baksteen, doch nu evenals het geheele interieur gewit, beginnen laag bij den grond, zoodat de ruimte min of meer gedrukt voorkomt, wat echter aan den gunstigen totaal indruk geen afbreuk doet. Tusschen deze gordelbogen zijn de koepelgewelven geslagen. Het koor is van zijn oorspronkelijke overwelving beroofd en is thans met een houten zoldering afgedekt.
[150]
LINKS: DETAIL VAN HET KOOR VAN DE KERK TE WEIDUM.
(FR.)
RECHTS: DETAIL VAN HET KOOR VAN DE KERK TE JORWERD. (FR.)
Om de groote moeilijkheden te ontgaan, die aan een pannenbedekking op een rond koor verbonden zijn, werd het bovengedeelte van de koornis dikwijls den vorm van een veelhoek gegeven, zoodat een pyrimidaal dak ontstond, ’t welk zonder bezwaar met pannen kan worden gedekt. Door deze samenvoeging van cirkel en veelhoek, ontstonden overkragingen, die bij het koor van de kerken te Weidum en Jorwerd aardig zijn opgelost. Bij het eerste door een geleidelijke overkraging, bij het tweede door een zandsteenen dekplaat, waaronder een gebeeldhouwd draagsteentje.
[152]
TOREN VAN DE KERK TE JORWERD. (FR.)
Een der fraaiste torens in de Noordelijke provincie is die van de kerk te Jorwerd, welke zich hoog verheft boven de boomen, die het oude gebouw omgeven, zoodoende reeds van verre het dorp aanduidende. Deze toren, eenvoudig van hoofdlijnen en met den gewonen zadeldakvorm afgedekt, is tendeele uitgevoerd van tufsteen, tendeele van gelen en rooden baksteen. Hij is rijk bewerkt met boogfriesjes en nissen, die gevuld zijn met vlechtingen van frisch rooden en gelen steen. In de gekoppelde rondboog galmgaten staan krachtige zuiltjes van rooden zandsteen. Een klein, typisch poortje geeft toegang tot de torenruimte.
[154]
TOREN VAN DE KERK TE SURHUIZUM (FR.).
Niet alle Groningsche en Friesche torens zijn met een zadeldak gedekt; er zijn er ook, die door een spits worden bekroond die soms geheel in baksteen is uitgevoerd, zooals die van den vrijstaanden toren te Surhuizum. Het kerkgebouw zelf, slechts door een gang met den toren verbonden, werd volgens een opschrift in 1617 herbouwd en is van minder beteekenis. De toren is echter een waardevol monument, mede, omdat dergelijke torens in ons land vrij zeldzaam zijn. Hij maakt een zeer krachtigen, stabielen indruk door de zware dubbele steunberen op de hoeken, die naar boven sterk in voorsprong afnemen en zich daarom zoo goed bij de lijnen van de spits aansluiten. Deze spits, achthoekig in doorsnede, ontwikkelt zich uit vier topgevels, waarvan nog twee met nissen zijn versierd. Zij werd in 1877 vernieuwd.
[156]
INTERIEUR VAN DE KERK TE AUGUSTINUSGA (FR.).
Even ten noorden van Surhuizum ligt het dorp Augustinusga, dat een kerkgebouw bezit met een zeer fraai overwelfd interieur, zeer goed van verhouding en mooi van lijnen. Het kerkplan bestaat uit vijf velden, die door kruisgewelven worden overdekt. De gordelbogen en ribben dezer gewelven zijn spitsboogvormig en eenvoudig geprofileerd. Zij rusten op laag geplaatste eenvoudige kraagsteenen en zijn in eertijds zichtbaren baksteen uitgevoerd. In deze kerkruimte staat een rijk versierde preekstoel, mooie banken en hangen drie zeer fraaie koperen kronen van het gewelf af. Bovendien zijn op de banken kleine koperen kandelaars geplaatst, die echter evenmin als de kronen worden gebruikt, omdat de kaarsverlichting voor petroleumverlichting heeft moeten plaats maken.
[158]
POORTJES VAN DE KERK TE FINKUM (FR.).
Terzijde van den grooten rijweg, die van Leeuwarden noordwaarts voert naar de plaatsen aan de zeekust, ligt zeer eenzaam het kleine dorpje Finkum, wiens vervallen kerkgebouwtje twee mooie poortjes bezit. Een dezer is dichtgemetseld en heeft daardoor, alsmede door de ophooging van het omringende kerkhof, wel iets in aanzien verloren. De segmentvormige ingang en de drie bovenlichtjes, zijn met een schuinen kant bewerkt en worden omgeven door een rechthoekige omlijsting met een groot holprofiel. Het spitsboogvormig omzoomde poortje aan den tegenoverleggenden noordgevel, dat nog dienst doet, is iets rijker behandeld. De deuropening wordt door een dubbel hol omgeven, terwijl het bovennisje een nog fijnere geleding heeft. Door deze profileering, uit de hand gemaakt, en daardoor van levendige werking, heeft dit poortje groote fijnheid verkregen.
[160]
GEVELFRAGMENT VAN DE KERK TE WEIDUM (FR.).
Fraaier en sierlijker nog dan de poortjes van de kerk te Finkum, is dat van de kerk te Weidum. Hoewel eenigszins willekeurig tusschen de Romaansche rondboognissen geplaatst, is dat Gothische poortje toch een waardevol architectonisch onderdeel. Zeer sierlijk wordt de deuringang met hol- en kraalprofielen omgeven, waarvan de buitenste tot een spitsboog zijn verhoogd, een bovenveld omvattende, dat met een klein nisje en klaverbladvormige vulling, van decoratieve werking is. Ook dit gevelfragment, uit Romaansche en Gothische motieven opgebouwd, doet zien, welk een groote technische en artistieke vaardigheid in den baksteenbouw de middeleeuwsche bouwmeesters dezer gewesten hebben bereikt.
[163]
ALPHABETISCH GERANGSCHIKT VOLGENS DE PLAATSNAMEN
Kerk | te Abbenbroek | bladz. 43 |
Koorgevel van de kerk | te Abbenbroek | 45 |
Kerk | te Anloo | 123 |
Kerk | te Asselt | 11 |
Interieur van de kerk | te Augustinusga | 157 |
Kerk | te Barneveld | 109 |
Kerk | te Bemmel | 89 |
Kerk | te Bergen | 65 |
Kerk | te Berlicum | 23 |
Kerk | te Blauwkapel | 81 |
Kerk | te Brakel | 93 |
Interieur van de kerk | te Brakel | 95 |
Kerk | te Bruchem | 99 |
Toren van de kerk | te Denekamp | 111 |
Kerk | te Egmond op den Hoef | 63 |
Poortjes van de kerk | te Finkum | 159 |
Kapel | te Gageldonk | 29 |
Kerk | te Geervliet | 47 |
Kerk | te Geldermalsen | 101 |
Kerk | te Giessen-Nieuwkerk | 51 |
Kerk | te Giessen-Oudekerk | 49 |
Kerk | te Halsteren | 19 |
Kerk | te Halsteren | 21 |
Kerk | te Havelte | 119 |
Kerk | te Hedel | 97 |
Kerk | te Heenvliet | 55 |
Toren van de kerk | te ’s Heer-Arendskerke | 35 |
Kapel | te Heusdenhout | 25 |
Kerk | te Hoensbroek | 7 |
Toren van de kerk | te Houten | 77 |
Interieur van de kerk | te Houtumhuizen | 149 |
Toren van de kerk | te Huizum | 147 |
Kerk | te Husinghe | 131 |
Toren van de kerk | te Jorwerd | 153 |
Detail van het koor van de kerk | te Jorwerd | 151[164] |
Kerk | te Kerkdriel | 91 |
Kerk | te Kerkwijk | 83 |
Kerk | te Kloetinge | 31 |
Kerk | te Krewerd | 125 |
Kerk | te Leermens | 133 |
Kerk | te Lemiers | 3 |
Toren van de kerk | te Loenen | 73 |
Kerk | te Loppersum | 139 |
Kerktoren | te Losser | 115 |
Kerk | te Margraten | 5 |
Toren van de kerk | te St. Michielsgestel | 15 |
Poortje van de kerk | te Middelstum | 145 |
Kerk | te Nederhorst-den-Berg | 61 |
Toren van de kerk | te Nieuwerkerk | 53 |
Toren van de kerk | te Noordlaren | 147 |
Kapel | te Nuenen-Tongelre | 27 |
Koor van de kerk | te Oldenzijl | 127 |
Interieur van de kerk | te Oldenzijl | 129 |
Kerk | te Olst | 117 |
Kerk | te Oosthuizen | 67 |
Kerk | te Oud-Gastel | 17 |
Kerk | te Oudshoorn | 59 |
Kerk | te Persingen | 103 |
Kerk | te Persingen | 105 |
Kerk | te Poortugaal | 37 |
Kerk | te Poortugaal | 39 |
Kerk | te Ressen | 87 |
Kerk | te Rheden | 85 |
Toren van de kerk | te Schijndel | 13 |
Kerk | te Soest | 75 |
Kerk | te Spijkenisse | 41 |
Kerk | te Stedum | 135 |
Kerk | te Stedum | 137 |
Toren van de kerk | te Surhuizum | 155 |
Kerk | te Ten Boer | 143 |
Kerk | te Vledder | 121 |
Kerk | te Vreeland | 79 |
Kerk | te Waarde | 33 |
Kerk | te Weerselo | 113[165] |
Detail van het koor van de kerk | te Weidum | 151 |
Gevelfragment van de kerk | te Weidum | 161 |
Kerk | te Westbroek | 69 |
Interieur van de kapel in de kerk | te Westbroek | 71 |
Kerk | te Westervoort | 107 |
Kerk | te Woubrugge | 57 |
Kerk | te Wijnantsrade | 9 |
Kerk | te Zuidbroek | 141 |
Dit werk is gezet uit de Hollandsche Mediaeval der Lettergieterij „Amsterdam” ontworpen door S. H. de Roos.
Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen overal, met vrijwel geen beperkingen van welke soort dan ook. U mag het kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden van de Project Gutenberg Licentie bij dit eBoek of on-line op www.gutenberg.org.
Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctieteam op www.pgdp.net.
Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het einde van dit boek.
Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn dat deze links voor u niet werken.
De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:
Bladzijde | Bron | Verbetering |
---|---|---|
VII | platte grond | plattegrond |
VIII | Cisterciensers | Cisterciënzers |
IX | dicht gemetselde | dichtgemetselde |
X | koepel gewelven | koepelgewelven |
X | [Niet in bron] | ” |
XII | eenigste | eenige |
14, 16 | [Niet in bron] | - |
14, 16, 28, 30, 32, 62, 68, 70, 72, 74, 84, 86, 88, 90, 94, 118 | [Niet in bron] | . |
30 | constructie deelen | constructiedeelen |
32, 74, 82, 90, 92, 94 | . | [Verwijderd] |
48 | dubbel | dubbele |
52 | boog friesje | boogfriesje |
82, 152 | , | . |