Title: Kleuterboekje
Author: Anna Sutorius
Illustrator: B. Midderigh-Bokhorst
Release date: June 15, 2025 [eBook #76306]
Language: Dutch
Original publication: Gouda: G.B. van Goor en Zonen, 1914
Als Broertje ’s morgens pap krijgt
Staat kleine Zus er bij,
En zegt met grage oogjes:
„Zoo’n fijne lekkernij!
Zou Broer wel alles blieven?
’t Is nog zoo’n kleine man,
Toe moesje, krijg ik anders
Het restje uit de pan!”
Dan gaat klein zusje smullen,
Ze legt pop op den grond
En zegt: „Jij blieft niet, is ’t wel,
Jij hebt zoo’n dichten mond.”
[4]
Twee vriendjes speelden paardje,
Ze liepen in een vaartje,
Ze liepen in galop,
Van hola, hort nu, hop!
Toen zei het klein koetsiertje:
»Doe mij nu een pleiziertje,
»’k Geef jou de leidsels aan,
»Laat mij in ’t tuig dan gaan.”
»Dat doe ik niet,” zei d’eene.
»Dan zal ’k het tuig wel nemen.”
Daar trokken ze met een ruk
De zweep en leidsels stuk.
Twee ventjes speelden paardje.
Eerst ging ’t in een vaartje,
Nu staan ze strak en zuur
Te brommen bij den muur.
[5]
Nu staan ze strak en zuur te brommen bij den muur.
[6]
Als ’k groot ben, wil ik tuinvrouw zijn;
Dan ga ik bloemen zaaien.
Dan mag ik altijd op het gras,
En kan ik het zelf maaien.
Dan jaag ik alle kinderen weg,
Die op ’t grasveld loopen;
Dan pluk ik bloemen, groot en klein,
’k Maak ruikertjes bij hoopen.
Zoo stond een eigenwijze zus
Eens in ’t plantsoen te droomen;
De tuinman keek de bloemen na,
Dicht bij de groote boomen.
Hij nam de dorre bladen weg
En pootte toen margrieten,
En Annie zuchtte: „mocht ik toch …
„Och! mocht ik éven gieten!” …
[7]
Zoo stond een eigenwijze zus te droomen.
[8]
Klein Kareltje was stout geweest
En hij had straf gehad,
Omdat hij ’s morgens aan ’t ontbijt
Zijn boterham niet at.
Toen zat hij pruilend in zijn stoel
En Fox kwam voor hem staan,
Die keek, alsof hij zeggen wou:
„Wat heeft de baas gedaan?”
[9]
Wat heeft de baas gedaan?
[10]
Als mijn hoofdje gloeit en hamert,
Is het overal zoo naar;
Maar als ik dicht bij Moes mag zitten,
Weet je, dan is ’t niet zoo zwaar.
’k Kan vandaag niets prettig spelen,
De soldaatjes zijn zoo dom,
Als ik den één heb neergezet,
Valt de andere alweer om.
Maatje, ’t is bij u zoo prettig,
Zingt u mij een liedje, Moe?
Maar vóór Moeder ’t liedje uit heeft
Zijn z’n kijkertjes al toe.
[11]
’k Kan vandaag niets prettig spelen.
[12]
Klein zusje zit in ’t zonnetje,
Zich lekkertjes te warmen,
Klein zusje zit in ’t mollig gras,
Met beertje in haar armen.
[13]
Dat beertje is al heel, heel oud,
Het heeft zijn staart verloren,
En Doezie brak zijn poot eens stuk,
En poes beet in zijn ooren.
Maar toch, hoe vuil ook iedereen,
Dien ouwen beer mag vinden,
Zus zegt: „wij blijven altijd door
Twee hééle dikke vrinden.”
[14]
Wies was een eigenwijs pedantje,
Dat eens met broertje aan een handje,
Alléén uit wandelen wou gaan,
Je snapt wel, dat stond niemand aan.
Papa zei: „Wies, hij kon eens vallen,”
Mama zei: „Toe, haal gauw de ballen,
En ga dan lief met juffie mee,
Dan loop je prettig alle twee.”
Toen zei het kleine Wiesepoesje,
„Ik wil niet mee, ik blijf bij moesje,”
Maar die zei: „Foei, als jij zoo huilt .…
Ik wil geen kindje zien dat pruilt!”
Toen kroop dom zusje in een hoekje,
En keek wat in een prentenboekje,
En dacht: „Ik ben toch liever zoet,
’k Geloof, ik maak ’t maar gauw weer goed!”
[15]
Kleine Wiesepoes is brommig.
[16]
Als het klokje slaat van acht,
Wordt het voor de kindjes nacht,
En zij gaan van ’t spelen moe,
Allemaal naar bedje toe.
Kleine, witte kleuters,
Slaperige peuters,
Fuut! blaast moeke uit het licht …
En de oogjes vallen dicht.
BROERTJES ONTBIJT | 3 | |
PAARDJE SPELEN | 4 | |
EEN DROOM | 6 | |
STOUT KARELTJE | 8 | |
OP MOESJES SCHOOT | 10 | |
TWEE VRINDEN | 12 | |
BOOS WIESJE | 14 | |
NAAR BED | 16 |
Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel zijn verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het einde van dit boek.