Title: Achter de schermen
Author: Joseph J. Schürmann
Translator: J. H. van der Hoeven
Release date: December 3, 2009 [eBook #30592]
Most recently updated: January 28, 2020
Language: Dutch
Credits: E-text prepared by André Engels and the Project Gutenberg Online Distributed Proofreading Team
E-text prepared by André Engels
and the Project Gutenberg Online Distributed Proofreading Team
(http://www.pgdp.net)
Opmerkingen van de bewerker |
I. De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren. |
II. Overduidelijke inconsistenties, druk- en spelfouten in het origineel zijn stilzwijgend gecorrigeerd. |
DE MEULENHOFF-EDITIE
EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK
UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co.
IN HET JAAR MCMXV TE AMSTERDAM
BELANGRIJKE MERKWAARDIGHEDEN EN HERINNERINGEN
VAN DEN IMPRESARIO
JOS. J. SCHÜRMANN
VRIJ BEWERKT NAAR HET FRANSCH
door J. H. v. d. HOEVEN
UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co.
IN HET JAAR MCMXV TE AMSTERDAM
Jos. J. Schürmann.
Sarah Bernhardt.
Mijn betrekkingen tot Gekroonde Hoofden
Eleonora Duse.
André Antoine.
BEROEMDE TENORS.
Gayarré.
Tamagno.
Ernesto Nicolini.
Roberto Stagno.
Angelo Massini.
Enrico Caruso.
Paoli.
Jeanne Granier.
Paderewski.
Jan Kubelik.
Christine Nilson.
Felia Litvinne.
Charles Lamoureux.
Isadora Duncan.
Suzanne Desprès.
Elena Sanz.
SOUVENIRS.
Paul Verlaine.
Maurice Barrès.
Mme Segond-Wéber.
Sacha Guitry.
Maurice Maeterlinck.
Björnsterne Björnson.
Ibsen.
Gabriele d'Annunzio.
Osman Pacha.
Anna Judic.
Amerikaansche Indrukken.
Louis Bouwmeester.
Reisherinnering aan Havana.
Charles Lebargy.
EEN NIEUWE ONDERNEMING
Hoewel uit de bladzijden, die volgen reeds ondubbelzinnig blijkt wie en wat Joseph Schürmann als impresario is en beteekent, wil ik enkele bijzonderheden hier toch aan toe voegen.
Hij zelf beweert, dat het ras der groote impresarii tegenwoordig aan het uitsterven is. Van zelf komt de vraag bij ons op: Wat is een groot impresario? Een zakenman of meer een artistiek mensch? In hoofdzaak beiden te gelijk, al gaat het geldverdienen steeds vóór. Bovenal moet hij iemand zijn met den noodigen speurzin, die zijn kracht zoekt in reclame en weet wat bij het publiek in verschillende landen gewild is, kortom iemand die van aanpakken en volhouden weet.
Dit alles lijkt veel gemakkelijker op papier dan [Pg 2]het in de praktijk uitkomt. De gebeurtenissen hier vermeld zijn daar het bewijs van, al is de inhoud door den auteur met de noodige saus toebereid om alles aantrekkelijk en smakelijk te maken.
Joseph Schürmann heeft thans als impresario reeds een vijf- en dertigjarige ervaring achter den rug. Rotterdammer van geboorte, waar hij 2 April 1857 het levenslicht zag, woont hij, wanneer hij natuurlijk niet "en tournée" is, sedert 1880 te Parijs of daarbuiten, zoodat hij in smaak en manieren zoo goed als "verfranscht" is. Van jongs af behoorde zijn hart aan het tooneel. In het kleedermagazijn van zijn vader speelde hij met vriendjes na schooltijd reeds komedie en toen hij later op kostschool te Velp kwam, studeerde hij met zijn kameraden een eigen geschreven drama over het Schrikbewind in, zelf als Robespierre optredend, welken bijnaam hij bij de Velpenaren langen tijd behield.
Toen hij weer te Rotterdam in de zaak van zijn vader terugkwam, zat de drang naar het avontuurlijke te zeer bij hem in het bloed om een rechtgeaard lakenkoopman te worden. Uit zijn eigen mond mocht ik vernemen, hoe hij in den boekhandel van mijn vader, waar hij steeds [Pg 3]in de nieuwste Fransche romans stond te snuffelen, kennis maakte met Ed. Douwes Dekker (Multatuli), met Domela Nieuwenhuis en hier vaak Louis Bouwmeester ontmoette, voor wiens gezelschap hij tooneelstukken van het Fransch in het Nederlandsch omwerkte, waarvoor hij vrijen toegang tot den schouwburg kreeg.
In die jaren stelde zijn vader hem tot chef aan van een filiaal te Amsterdam. Hier besteedde hij den meesten tijd wederom aan het schrijven voor tooneel. In 1878 nam het "Nederl. Tooneel" zelfs een stuk van hem, getiteld "Gabrielle" aan, dat bij de opvoering echter niet in den smaak viel. Gelijktijdig vertoonde een Fransch gezelschap van Réné en Chamonin in het Grand-Théâter in de Amstelstraat zijn tooneelspel in 3 bedrijven "Josepha", dat Schürmann aan Alexandre Dumas fils had opgedragen en waarvan hij hem een exemplaar had doen toekomen.
Dumas schreef hem toen terug: "J'accepte avec le plus grand plaisir votre dédicace et je vous souhaite le plus grand succès."
De roep over Sarah Bernhardt te Parijs was tot Holland doorgedrongen. Op voorstel van den heer Abraham van Lier zou Joseph Schürmann de groote ster trachten over te halen eenige voorstellingen in onze Amstelstad[Pg 4] te komen geven. Dit gelukte hem en van nu af was hij voor den lakenhandel verloren, hij liet Sarah niet meer los. Toen zij dan ook met den Engelschen impresario Jarrett een contract afsloot voor een "tournée" door de Vereenigde Staten, maakte Schürmann de reis mee als secretaris-journalist. De grondsteen was gelegd. Schürmann besloot voor eigen rekening met groote artiesten op reis te gaan en zich als "impresario" te Parijs te vestigen.
Natuurlijk vergat hij zijn geboorteland niet, want bij het arrangeeren van zijn "tournées" kreeg Holland steeds een eereplaats, hoewel hij er financieel bij ons nooit sterk op vooruit ging.
De sterren, die hij o.a. hier te land geintroduceerd heeft zijn behalve Sarah Bernhardt in 1881 en 82, Mme Favart, Anna Judic, Céline Chaumont, Antoine met zijn "Théâtre Libre" (1892-93.), Mmes Segond-Wéber, Eleonora Duse, Agnes Sorma, Mlle Moréno, het théâter Maeterlinck, het orkest van Lamoureux en in de laatste jaren het thans ontbonden "Neues Schauspielhaus" van Berlijn.
Sterren als Adelina Patti, die hem tien[Pg 5] duizend francs per voorstelling kostten, pianisten als Rubinstein en Paderewski waren voor Holland te kostbaar en moesten hier uit een financieel oogpunt fiasco maken. Schürmann, die meestal met kunstenaars en kunstenaressen van den eersten rang op reis gaat, is van zelf op de groote wereldkunstcentra aangewezen. Hier heeft hij vele vorsten en dignitarissen ontmoet, waarvan hij zoo pittig weet te verhalen. De meeste gegevens zijn door mij dan ook ontleend aan zijn "Les Etoiles en voyage", "Une Tournée en Amérique", en enkele Fransche kunstbladen, waaraan Schürmann nu en dan meewerkt. De grootste eer, die hij onze kunst en ons land heeft aangedaan: Door zijn toedoen heeft Louis Bouwmeester met de leden van het Nederl. Tooneel enkele tooneelen uit "De Koopman van Venetië" te Parijs in het Théâter Français kunnen vertoonen, in een taal, die nog nimmer op de planken van het "Huis van Moliere" weerklonken had.
Het zij Schürmann vergund nog vele celebriteiten aan de reeds respectabele serie artiesten toe te voegen en over hun wel en wee nog veel interessants mee te deelen.[Pg 6]
In 1881 had iedereen den mond vol over Sarah Bernhardt, haar "gouden stem" en vooral over haar buitenissigheden. Sarah Bernhardt, luchtreizigster; Sarah Bernhardt, beeldhouwster, Sarah Bernhardt, schilderes. Haar spreekwoordelijke magerte, haar bloed opgeven, haar contractbreuk met het Théâter-Français, de doodkist, waarin zij sliep, leverden stof tot sensatie artikelen aan al de dagbladen van de wereld.
Haar naam had toen reeds een wereldreputatie, iedereen wist over haar steeds iets nieuws op te disschen.
Chef in één der magazijnen van mijn ouders, een dol liefhebber van tooneel en Fransche litteratuur, ontkwam ook ik niet aan de algemeene "rage" en ik kende slechts één verlangen: Sarah te spreken te krijgen! Ik putte mij uit hoe en op welke manier mij dit zou gelukken en kwam[Pg 7] tenslotte tot de conclusie, dat de eenige praktische oplossing daarin bestond, haar te Parijs te gaan opzoeken en haar trachten over te halen eenige voorstellingen te Amsterdam te komen geven.
Op goeden voet verkeerend met den ouden heer van Lier, directeur van het Grand-Théâter, bespraken wij dit plan en ook hij hechtte zijn goedkeuring er aan, zoodat ik mij terstond gereed maakte naar Parijs te trekken, waar ik mij verstond met Boucher, den sociétaire van de "Comédie Française" die het monopolie had voor het arrangeeren der kunstreizen, die de leden van het "Huis van Molière" in den vreemde hielden.
Zoowel toen als tegenwoordig waren de sterren van de "Comédie" op de affiches van alle groote schouwburgen in Frankrijk en België te vinden, behalve op de billetten van hun eigen théâter. Van tijd tot tijd creëerden zij een rol in een nieuw stuk, speelden in een klassiek werk of in één of ander repertoire stuk mee, voor de rest traden ze als "gast" op in de provincie, waar de bijvoeging Sociétaire van de "Comédie Française" steeds haar toovermacht op het publiek uitoefende en een grooten toeloop deed[Pg 8] verwachten. Onder Perrin gebeurde dit al even vaak als onder de huidige administratie van Jules Claretie, en zonder twijfel zal na het heengaan van dezen eminenten Académicien daar evenmin verandering in komen.[1]
[1] Men weet allicht dat na Claretie's overlijden in Jan. 1914 Albert Carré zijn functie heeft overgenomen (Noot v. d. vert.)
Boucher en ik werden het spoedig eens. De kosten, het repertoire, de gage, de artiesten, die met Sarah voor de twee voorstellingen te Amsterdam zouden meekomen, alles werd per contract besproken en geregeld en er restte mij toen alleen nog de zorg de overwinning voor te bereiden, want dat haar komst voor ons beiden een overwinning zou zijn, daaraan twijfelde ik geen oogenblik.
Eindelijk is de lang verwachte dag der eerste opvoering op komst en 's morgens om zes uur was ik reeds aan de Belgische grens aanwezig om de groote actrice en haar gezelschap op te wachten.
Den vorigen avond tegen elf uur uit Parijs vertrokken, kwam Sarah doodvermoeid uit haar slaapwagen gestapt, sleepte zich naar het douanelokaal en hield telkens voor haar mond een klein batist zakdoekje, dat dan een lichtroode kleur[Pg 9] vertoonde. Ik meende toen nog in alle ernst, dat het bloed was en kreeg eerst later de zekerheid, dat die lichtroode kleur het gevolg was van het wrijven langs haar lippen, die onder de pommade zaten.
Jaren achtereen heeft het publiek van heel de beschaafde wereld zich over haar zwakke gezondheid bezorgd gemaakt en vreesde men, dat deze tengere actrice nog eens op de planken zou sterven. Ruim veertig jaar heeft Sarah echter reeds de wereld rondgetrokken, een groot gedeelte daarvan in treinen en op stoombooten doorgebracht, de vermoeiendste rollen gespeeld, vaak tweemaal op één dag, en haar gezondheid heeft er niets van te lijden gehad. Een ander artiest zou reeds lang het bijltje er bij hebben moeten neerleggen, zelfs al deed hij de helft minder dan deze energieke, onvermoeibare vrouw.
's Middags om half één arriveerden wij aan het Centraal Station in Hollands hoofdstad. Het geheele perron stond zwart van de menschen, die getuigen hadden willen zijn van de inkomst van de beroemde Parijsche ster. Met groote moeite banen de schilder Jules Clairin, Angélo, Boucher en ik ons een doorgang om Sarah in de gelegenheid te stellen de[Pg 10] wachtkamer te bereiken, die door de zorg van de spoorwegmaatschappij in een fraai ontvangsalon was herschapen.
De burgemeester met eenige leden van het stadsbestuur en vele afgevaardigden van artistieke genootschappen, artiesten en journalisten verdringen zich om Sarah bloemen aan te bieden en hun speechen af te steken.
Sarah krijgt hierbij een flauwtje en zakt op de canapé inéén... Groote consternatie... Het gedruisch van stemmen maakt plaats voor een doodsche stilte. Zij opent de oogen... algemeene herademing... Daarop begeeft men zich naar den voorhal. Daar wachten een landauer met vier paarden "à la daumont" bespannen en een voorrijder, witgepruikt haar op, afgestaan door den heer Carré, den welbekenden circusdirecteur van Amsterdam. Sarah neemt plaats op den achterbank, de heer van Lier en mijn persoontje tegenover haar, en onder luid gejuich rijden wij heen.
Het Stationsplein is afgezet, de schepen op het Damrak hebben de vlag in top, tot op de daken der huizen staan de menschen dicht op een gepakt, terwijl men de plaatsen voor de vensters voor grof geld verhuurd heeft. Een[Pg 11] regeerende vorst zou op geen triomphaler intocht aanspraak hebben kunnen maken!
Ons rijtuig werd door vele landauers gevolgd en daarachter vereenigingen met hun banieren, muziek voorop. Van het Station tot vóór den schouwburg in de Amstelstraat hoorde men overal geestdriftige kreten:
Leve Sarah! Leve Sarah Bernhardt! Sarah!..
Op het balcon van het Grand-Théâter had men een orkest geplaatst en toen wij aankwamen speelde het de "Marseillaise".
Sarah richtte zich ontroerd op en riep duidelijk verstaanbaar: "Dank u!" "Dank u!"
Hoewel met Fransch accent klonken deze woorden niettemin Hollandsch. De groote artieste heeft Hollandsch gesproken! Zij heeft blijk gegeven haar afkomst niet vergeten te zijn. Het publiek raakt buiten zich zelf, men dringt op naar ons rijtuig om met de bloemen, waarmee het versierd is, zich te tooien. Men tracht Sarah bij de hand te pakken om er een kus op te drukken. In het gedrang kan men niets onderscheiden en zoo gebeurde het, dat men mijn handen kuste in de meening Sarah hulde te brengen.
Ik zal deze triomphale intocht dan ook nimmer[Pg 12] vergeten, te meer omdat zij mijn debuut als "impresario" werd.
Gedurende de groote tournée van Sarah Bernhardt onder mijn leiding door Europa, was ik eens genoodzaakt zelf als acteur te figureeren. Gelukkig is dit malle avontuur bij deze eene maal gebleven.
We zouden te Turijn in het Scribe Théâter voor de zooveelste keer de "Dame aux Camélias" geven. Joliet, de broeder van den "pensionnaire" van de Comédie Française, die de kleine rol van den dokter in het vijfde bedrijf had te spelen, was ziek geworden en moest in het hôtel blijven.
Mme Sarah Bernhardt liet mij bij zich komen en sprak:
—Joliet is ongesteld, de geheele troep speelt in het stuk mee, er is niemand die hem vervangen kan en wij moeten die rol toch bezetten.
—Kunnen we haar niet weglaten, 't zijn maar enkele woorden?...
—Neen, dat wil ik niet, desnoods speelt U haar.
—Ik mevrouw!
—Ja zeker, U, dat blijft zoo afgesproken.[Pg 13]
Of ik haar al uitlegde, dat ik nooit voor het publiek gespeeld had, dat ik bij de contrôle moest blijven, dat ik te veel te doen had, het hielp allemaal niets. Ze dreigde zelfs, de voorstelling uit te stellen en dien avond niet te spelen.
Twaalfduizend francs recette teruggeven, dat nooit! Ik trok daarom de stoute schoenen aan, kleedde mij in een langen jas, zette een hoogen cylinder op, liet me een peper en zout baardje plakken, zette een gouden lorgnet op en hield me gereed voor den aanvang.
Vol moed betrad ik het tooneel. Ik nader de stervende Marguérite Gauthier, vat haar hand in de mijne, zie haar aan en spreek zoo duidelijk mogelijk de enkele woorden van mijn rol: "Arme Marguérite!"
Reeds wend ik mij om, toen de smeekende stem van Sarah me terug roept.
—Dokter, ga nog niet heen!
Ik keer naar haar ziekbed terug, neem opnieuw haar pols op en roep uit: "Arme Marguérite!"
Ditmaal meen ik aan mijn plicht voldaan te hebben. Ik zet mijn hoed op, doch voel plotseling dat ik niet weg kan. Sarah heeft mij bij mijn jaspand gegrepen en roept met snikkende stem:[Pg 14]
—Blijf toch, dokter, ga niet heen, ik smeek U er om, zeg mij alles, alles!
Wat te doen?
Het zweet staat op mijn voorhoofd, ik voel dat mijn baard zal loslaten en ik weet niets te zeggen. Toch kan ik deze malle situatie niet langer rekken uit vrees, dat het publiek zal merken, wat er gaande is.
Nog eenmaal wend ik mij om, neem Sarah's hand voor de derde maal in de mijne en roep vertwijfeld achtereen: "Arme Marguérite", "arme Marguérite!"
Den volgenden dag waren alle kranten vol lof over de groote Sarah en haar uitstekend gezelschap. Men prees echter geenszins den dokter, die door zijn malle houding het succès van deze prachtige voorstelling bijna in de waagschaal had gesteld.
Om aan het publiek der Vereenigde Staten van Amerika den inhoud der stukken te verklaren, die Sarah op haar tournée zou geven, had men vooruit een uittreksel der meesterwerken van Racine, Corneille, Dumas, Augier, Meilhac en Halévy, bedrijf per bedrijf in het Engelsch vertaald. Deze korte[Pg 15] inhoudsverklaringen werden bij groote getale naar de verschillende schouwburgen verzonden en tegelijk met de plaatsen aan de toeschouwers afgegeven. Voor hen die het Fransch niet machtig waren, was dit een groot gemak om toch de opvoeringen te kunnen volgen.
In één dezer plaatsen, waar men voor de zooveelste maal "La Dame aux Camélias" vertoonde, die in Amerika met Camille wordt aangesproken, waaròm, weet ik niet, vond het volgende plaats. De secretaris van onze tournée had zich bij het verzenden van het pakket vergist en in plaats van de brochures van Dumas' tooneelspel, die van Racine's "Phèdre" gestuurd. De bureaulist had er evenmin acht op geslagen en ze overal uitgedeeld.
Het publiek volgde dien avond met gespannen aandacht het stuk, dat wederom een groot succes had en juichte Sarah onbedaarlijk toe. Hoe ongelooflijk het ook moge klinken, niemand had van deze vergissing van de administratie het minste gemerkt en doodkalm het droevige einde van de schoonmoeder van Hippolytus voor de liefdesroman van Marguérite Gauthier opgevat.[Pg 16]
In December 1882 tijdens mijn "tournée" met Constant Coquelin door Europa, bevond ik mij te St. Petersburg, toen op een goeden dag generaal Richter, intendant bij Czar Alexander III zich aan mijn hôtel vervoegde met het verzoek hem naar het paleis Gatchina te willen volgen. De keizer had namelijk zijn verlangen te kennen gegeven zich persoonlijk met mij te onderhouden over het organiseeren van een voorstelling met Coquelin in zijn winterresidentie.
Bij aankomst werd ik in een zeer eenvoudig gemeubileerd vertrek gelaten, waar spoedig daarop een rijzige gestalte met hoog voorhoofd, droomenden blik, langen baard en met een burgerlijk colbertje aan mij de hand toestak. Het was de alleenheerscher over meer dan honderd[Pg 17] zeventien millioen onderdanen in eigen persoon!... Hij presenteert mij een cigaret en ons onderhoud neemt een aanvang. In het kort deel ik hem op zijn verzoek den korten inhoud mee van de stukken, die Coquelin en zijn gezelschap op hun repertoire hebben. Tenslotte merkt de keizer op, die met gekruiste beenen, geheel op zijn gemak naar mij zat te luisteren:
—Meneer Schürmann, ik ben slecht op de hoogte met die verschillenden tooneelstukken. Ik wil liever eerst de keizerin raadplegen of nog beter, ik laat het geheel aan u over, omdat u zelf wel het best zult weten in welke rol Coquelin het meest voldoet en welk stuk ook voor de jeugd past, want ik ben er op gesteld, dat ook mijn kinderen de vertooning bijwonen.
Ik koos "Gringoire" en "Les Précieuses Ridicules" benevens enkele bescheiden monologen. In een gereserveerde loge namen de keizer plaats met rechts van hem de keizerin en links haar zoontje, de toekomstige Czar Nicolaas II in een matrozenpakje; hij was toen ongeveer veertien jaar oud. De zaal bood een schitterenden aanblik, veel uniformen, diplomaten in ambtsgewaad en de dames allen zonder uitzondering gedecolleteerd.[Pg 18]
Zijn Majesteit betoonde zich na afloop zeer ingenomen met deze voorstelling en schonk mij een kostbaren ring als herinnering aan dit voor mij onvergetelijk feest.
Minder aangename herinneringen zijn mij van de voorstellingen te Madrid in Maart 1883 bij gebleven. Ik had voor de tournée met Mme Favart van de "Comedie Française" het "Apollo Theâter" gepacht, toen ik bij aankomst vernam, dat de directeur Rocco er met niet minder dan twee en dertig duizend francs van door was gegaan, welk bedrag voor de serie voorstellingen door de high-life in Madrid aan plaatsen genomen was. Wat te doen? De opvoeringen moesten plaats vinden, want ik was deze tournée op eigen risico begonnen. Er schoot mij niets anders over dan vóór den aanvang het publiek van het gebeurde in kennis te stellen.
—Dames en Heeren. Hoewel het bedrag van de genomen abonnementen mij ontvreemd is geworden, voel ik mij verplicht de geleden schade niet op u te verhalen en zullen de aangekondigde voorstellingen gehandhaafd blijven.
Een luid applaus begroette deze woorden en nauwelijks was het eerste bedrijf ten einde of[Pg 19] er werd mij verzocht in de loge van den koning te verschijnen. Alphons XII betuigde mij zijn leedwezen met het gebeurde en merkte lachend op, dat dit wel de eerste maal was, dat een impresario door een directeur bedrogen werd, want meestal had het omgekeerde plaats. "Tout est perdu fors l'honneur" heeft reeds één uwer koningen gezegd, laat dit u een troost zijn. Hierop ontdeed zijn Majesteit zich van zijn roset der orde van Isabella de Katholieke en stak ze in mijn knoopsgat.
Het stuk, we speelden "Serge Panine", had den koning maar matig voldaan. Hij beloofde mij echter ook de volgende avonden in den schouwburg te zullen komen. Door Zijn tegenwoordigheid kwam het publiek in grooten getale op, zoodat ik gedeeltelijk weer aan mijn kosten kwam.
Het volgende jaar bezocht de koning op zijn terugreis van Berlijn, waar Wilhelm I hem tot kolonel van een Uhlanen regiment had benoemd, Parijs.
De houding van de Parijzenaars was ditmaal alles behalve vriendelijk. Bij zijn rit van de Gare du Nord door de Rue Lafayette werd zelfs gefluit en gesis waargenomen en het was[Pg 20] den koning aan te zien, dat hij zijn politieke verplichtingen verwenschte, die hem ditmaal aan zoo'n onheusche ontvangst blootstelden. Ook ik bevond mij onder de menigte en kon mij bij het hooren van dit gefluit en gesis niet weerhouden "Vive le roi!" te roepen. De koning wendde zich om, scheen mij te herkennen, want een vluchtige glimlach bedankte mij voor mijn moed.
Dat hier moed toe noodig was, bleek mij uit den geweldigen vuistslag die mijn hoogen hoed ver over mijn ooren deed zakken en aan mijn gescheurde en gehavende kleeren.
Toen ik kort daarop Anna Judic naar Madrid begeleidde, waar zij in het Zarzuela-theater als "Mam'zelle Nitouche" optrad, werd ik wederom bij den koning ontboden, die mij terstond de hand toestak.
—Waarde Schürmann, ik dank u voor uw enthousiasten groet in de Rue Lafayette.
—Hoezoo Sire, bent u dat nog niet vergeten?
—Dat kon moeilijk, want u waart de eenige, die mij toen dorst verwelkomen.
Met den voorlaatsten monarch van Portugal beleefde ik een komisch avontuur. Don Luiz[Pg 21] was een dol liefhebber van muziek, d.w.z. van zijn eigen spel. Om mij daar een proef van te geven, noodigde zijn Majesteit mij ten paleize, na mij eerst gevraagd te hebben of ik een muziekkenner was.
Op het afgesproken uur liet ik mij aandienen. Hoe groot was evenwel mijn verwondering en spoedig daarop mijn verveling, toen ik een uur lang geheel alleen het gekras op een violoncel moest aanhooren, waarop zijn koninklijke Hoogheid mij meende te vergasten.
—Nu wat zegt u er van, luidde eindelijk zijn vraag.
—Sire, antwoordde ik onomwonden. Als u niet reeds koning van Portugal waart, engageerde ik U terstond als koning der cellisten en samen zouden we goud verdienen.
Dit antwoord scheen bij Don Luiz zoo zeer in den smaak te vallen dat hij mij dadelijk met het officierskruis van den Christus-orde vereerde.
Humbert I, de overleden koning van Italië was geen minnaar van tooneel, waar hij trouwens openlijk voor uit kwam. Toen ik in December 1884 met Mme Judic in den Argentina-schouwburg voorstellingen van "Niniche" gaf, ontving[Pg 22] ik een schrijven van den hofintendant, dat zijn Majesteit één der voorstellingen met zijn tegenwoordigheid zou vereeren.
Kwart voor achten stond ik in de vestibule zijn Hoogheid op te wachten. Het werd acht, half negen, negen uur, nog steeds kwamen de rijtuigen niet voor. Eerst om tien minuten na negen verscheen de koning en zijn gemalin.
—Bent u de impresario, is 's konings eerste vraag. Hoe ver staat het met het stuk?
—Men wacht nog steeds op uw Majesteit. Ik dorst niet eerder te laten beginnen.
—Daarmee hebt u verkeerd gedaan. Zoo aangenaam vind ik het niet. In ieder geval zorgt u maar, dat het spoedig afloopt. De koningin om haars gemaals uitspraak eenigszins te verzachten, informeerde naar de verschillende artiesten en gaf dien avond verscheidene malen door applaus haar ingenomenheid met het vertoonde te kennen.
Ook de keizer van Oostenrijk, die tweemaal een voorstelling onder mijn leiding bijwoonde, was niet bepaald wat men noemt een tooneelliefhebber.
De eerste maal in 1881 tijdens de voorstellingen van Sarah Bernhardt in het "Ring Théâter"[Pg 23] te Weenen, de tweede maal in 1885 in de Weensche "Musik Verein", toen Mme Patti weigerde een vierde nummer te zingen, voorgevend vermoeid te zijn, niettegenstaande het geestdriftige publiek er haar als 't ware om smeekte.
Franz Joseph had mij bij die gelegenheid opgedragen "la divine sérinette" uit zijn naam te complimenteeren en op mijn beurt drong ik er bij de diva op aan nog een extra nummer te geven.
Zou de keizer haar wel gecomplimenteerd hebben, wanneer hij Patti's antwoord had kunnen hooren?....
—Vraag hem Zaterdag voor mij te zingen, dan zal ik nu voor hem nog iets ten gehoore brengen.
In 1886 gebeurde mij te Kopenhagen het volgende bij mijn tournée met Mme Judic. Vóórdat de voorstelling aanving—de koning had nog niet in zijn loge plaats genomen—werd ik op het tooneel door een bejaard heer aangesproken, die mij allerlei bijzonderheden omtrent het debuut en het repertoire van onze ster vroeg. Plotseling word ik door Mme Judic geroepen.
—Schürmann, zou je me even kunnen helpen?
Excuseer en metéén gaf ik den ouden heer m'n claque over. Ik kom terstond terug.[Pg 24]
Haast u maar niet, is zijn lachend antwoord.
Toen ik terugkwam, was hij verdwenen en een veel jongere heer geeft me met een woedend gezicht mijn hoed terug.
—Ik zou een andermaal eerst informeeren tot wien u spreekt. Weet u wel, aan wien u uw hoed te bewaren hebt gegeven? Aan den koning, meneer, aan den koning, die U dit waarschijnlijk zeer kwalijk heeft genomen.
Ik keek leelijk op m'n neus en dorst zijn Majesteit niet meer onder de oogen komen.
In de pauze kwam Christiaan IX wederom op het tooneel. Het eerste wat ik deed was hem mijn verontschuldiging aan te bieden.
—Het is wel, het is wel. Ik moest er zelf om lachen!
Toen ik in 1896 met La Duse Kopenhagen bezocht wist de bejaarde monarch dit voorval van tien jaar geleden zich nog best te herinneren. De koning woonde alle voorstellingen van Eleonora Duse bij, de eerste maal was hij vergezeld van de koningin, den keizer en keizerin van Rusland, den prins en prinses van Wales, den koning van Griekenland, prins Waldemar en den troonopvolger van Zweden.
De thans overleden vorst van Denemarken[Pg 25] had zijn bijnaam van "schoonvader van Europa" terdege verdiend. Elk voorjaar kwam de uitgebreide vorstelijke familie in het kasteel Fredensborg bijeen en voor de verschillende regeerende hoofden van Europa was deze rustkuur, vrij van zorg en etiquette aan de familietafel van koning Christiaan steeds een der aangenaamste perioden uit hun leven.
Men stoorde zich hier letterlijk aan niets. De heeren liepen in een huisjasje met slappen hoed of stroohoed door de tuinen en waren aan niets van de Deensche burgerij te onderscheiden, de dames in eenvoudige robes tailleur deden in de stad hun inkoopen of speelden tennis en golf; kortom "des bourgeois en villégiature."
Op een goeden dag waren de heeren ter jacht uitgetrokken zonder gevolg, alleen in gezelschap van hun honden. Het wild bleek nog al schaarsch te zijn, want de jagers waren al heel ver over de velden voortgeloopen, zonder een enkelen fazant te hebben neergelegd. Plotseling begon de lucht te betrekken en brak er een geweldige regenbui los. Nergens in de buurt bleek een schuilplaats te zijn, toen onverwacht een boer kwam aanrijden op een breeden overdekten groentekar. Men houdt hem aan en na eenig praten stemt hij toe de heeren naar de stad te rijden.[Pg 26]
Onderweg begint de boer aan het jongmensch dat naast hem op den bok heeft plaats genomen te vragen, waar die heeren toch wel vandaan kwamen, omdat hij hun taal—er werd Fransch gesproken—maar niet kon thuis brengen.
De jonge man—die niemand minder was dan de erfprins van Denemarken—antwoordde: Ik ben één van je landgenooten.
—Waar woont u dan?
—Te Fredensborg.
—Mag ik vragen, wat u daar voor een beroep uitoefent?
—O, niet veel bijzonders, ik ben maar erfprins.
—Hé, dat is toevallig! En die oude heer, achter u?
—Dat is mijn vader, koning Christiaan.
—Dacht ik het niet! En die twee heeren met hun baard.
—Wel dat zijn mijn zwagers, de keizer van Rusland en de koning van Engeland.
—Prachtig! Ik reis in fijn gezelschap, merkt het boertje spottend op.
En die twee anderen in den hoek?
—De oudste is mijn broer, de koning van Griekenland en die jongere, prins Karel.[Pg 27]
—En hij, die op de honden past?
—De prins van Zweden.
—Het kan niet mooier! Welnu, laat ik u nu op mijn beurt eens in vertrouwen nemen, maar u moet me beloven het niet over te vertellen, wat ik u ga meedeelen.
—Mijn woord er op.
—Nou moet u eens raden, wie ík feitelijk ben.
—Wel, wie weet!
—Ik ben, maar u moet het niet verder vertellen. Ik ben "Onze lieve Heer."[Pg 28]
"Tijdens de voorstellingen van Sarah Bernhardt in Italië, woonde ik een opvoering bij te Turijn van een gezelschap, onder leiding van Sg. Cesare Rossi. Ik werd getroffen door het buitengewone talent van een jeugdige actrice, toen in haar land nog tamelijk onbekend: Eléonora Duse-Checci. Zij stelde dien avond één der heldinnen van den ouden Sardou voor en speelde zoo natuurlijk en hartstochtelijk, dat men vergat het bedachte in de tooneelfiguur van den handigen dramaturg en slechts voor zich zag een lijdende vrouw, met wier lotgevallen men innig te doen had. In de uitbeelding van haar smart was zij niet te evenaren en ik durf hier gerust neerschrijven, dat ik nimmer een actrice ontmoet heb, die met meer gevoel en natuurgetrouw het lijden van anderen wist uit te beelden.
Ik begreep terstond, dat deze jonge Italiaansche[Pg 29] zich weldra een internationalen naam zou verwerven en dat haar kunst geen tooneelliefhebber ongeroerd zou laten, zelfs vermoedde ik, dat haar genie den strijd met de grootste beroemdheden op tooneelgebied zou kunnen aanbinden en tenslotte als overwinnares uit dezen kamp te voorschijn zou treden. In mijn verbeelding zag ik reeds de schitterendste triomfen haar deel worden, waar zij ook optrad, en berekende ik de fabelachtige recettes, die met zoo'n kunstenares te maken zouden zijn. Ik moest dus tot elken prijs haar zien te bewegen haar huisgezin, haar gezelschap te verlaten en haar onder het oog brengen, dat haar kunst universeel eigendom was, omdat ze iets nieuws, iets geheel persoonlijks te genieten gaf.
Wat ik haar echter ook voorspiegelde, zij ging er niet op in. Eleonora Duse had toen nog geen vertrouwen in haar ontluikend genie. Zij was bevreesd, niet begrepen te worden en wilde liever de ster blijven te Turijn, in Piemont en Toscana, dan de nationale ijdelheid en eigenliefde van vreemde toeschouwers trotseeren.
Overtuigd als ik was, dat ze weldra in zou zien, dat Italië voor haar genie en ambitie te klein was, drong ik niet langer aan en besloot[Pg 30] ik een betere gelegenheid af te wachten want ik bleef bij mijn voornemen, het kostte wat 't wou, de impresario te worden van deze "tragédienne", die toen reeds zich aan mij geopenbaard had, als de "Notre Dame de la Douleur". Mijn vurig verlangen kwam in vervulling.
1 Januari 1895 ontving ik volgend telegram: "Indien nog steeds van plan met mij een Europeesche tournée te beginnen, kom terstond naar Florence, waar ik u wacht". Een uur later was ik al op weg naar Italië, om mijn ster tegemoet te reizen, die gedurende al dien tijd mijn gedachten zoodanig in beslag had genomen, dat ik mijn koelbloedigheid, zoo hoog noodig in mijn vak, er bijna bij verloren had.
Zonder de minste moeilijkheid werden wij het over de voorwaarden eens en wij besloten de veroveringstocht door Europa aan te vangen met een "tournée" van een maand door Holland, België en Duitschland. Haar belangeloosheid trof mij wel het meest. Boven alles stond haar kunst, aan al het overige hechtte zij minder waarde en ik prees mij-zelf reeds gelukkig, nu eindelijk eens de hand gelegd te hebben op een actrice, die alleen dacht aan haar rollen en de verdere rompslomp aan mij overliet. Weldra[Pg 31] zou ik inzien in hoeverre ik mijn vreugde had te temperen.
Den 8sten Maart begon onze tournée te Amsterdam met "La Dame aux Camélias". Een succes, dat mijn verwachting ver overtrof. Het publiek buiten zichzelf van geestdrift, juichte de ster toe met een warmte, een uitbundigheid, waaraan ik in Holland niet gewoon was. Ook de bladen waren één en al lof. Mijn "flair" had zich dus niet bedrogen. Ik had de phenix ontdekt, die, herboren uit de asch eener kunst van conventie, een nieuw licht ontstak en droomde van reeksen succesvolle opvoeringen en bergen gouds.
Ik had echter buiten haar nerveus gestel gerekend en juist die bezorgdheid voor haar kunst, waarover ik mij eerst zoo verheugd had, werd later voor mij een onuitputtelijke bron van moeilijkheden, soms zelfs van zeer ernstigen aard.
Mme Duse heeft zich nooit om tucht, om regelmaat bekommerd. Recette, directie, engagementen, publiek, pers, alles liet haar onverschillig.
Zij had alleen oog voor haar kunst, daaraan gaf zij zich geheel. De geringste tegenspoed, een lichte, voorbijgaande ongesteldheid, regen, sneeuw, de weinig aanlokkelijke aanblik van een[Pg 32] haar onbekende stad, deed zijn invloed op haar inspiratie gelden. Zij meende zich dan niet geheel en al aan haar rol te kunnen geven en het publiek teleur te stellen. Op het laatste oogenblik moest dan de voorstelling afgelast worden en door een andere vervangen, of wat nog vaker gebeurde eenige dagen uitgesteld. De enorme kosten, door zulk een uitstel veroorzaakt, rekende zij niet. Of ik zoo'n avond op zijn minst een tienduizend francs verloor, afgezien nog van de onaangenaamheden met de directie van den gepachten schouwburg zoowel als de teleurstelling van het publiek, dat zich tevergeefs gederangeerd had, wanneer Mme Duse zich niet "lekker" gevoelde, het legde niet het minste gewicht in de schaal. Zij bleef bij haar voornemen en trad niet op. Ik kreeg alleen van haar dit lakoniek briefje: "Niets aan te doen. Verzin er maar op, wat je wilt. Ik speel vanavond niet".
Toch kwam het publiek steeds terug. Wanneer voor andere artiesten een uitgestelde voorstelling een verloren zaak is, scheen deze regel voor Mme Duse niet op te gaan. Niettegenstaande haar vaak ongemotiveerde weigering, om op te treden en de hierdoor geleden verliezen, heb ik gedurende de zeven jaren, dat ik met haar overal[Pg 33] rondtrok niet eenmaal een proces, of iets van dien aard met de verschillende directies te voeren gehad.
Na haar triomftocht door Holland en België met "La Dame aux Camélias", "Magda", "La Femme de Claude", "La Locandiera", "Cavalleria Rusticana", bezochten wij het eerst Keulen, waar haar 'n succes wachtte, dat ongehoorden omvang aannam. De directeur van den schouwburg had eerst geen vertrouwen in haar optreden en weigerde zijn gebouw af te staan, welke aanlokkelijke voorstellen ik hem ook deed. Tenslotte kreeg ik alleen verlof om gedurende twee matinée's per week het "Stadt-théâter" te bespelen, waarbij hij zoo vriendelijk was mij nog toe te voegen, dat ik geen "sou" zou maken, omdat het publiek niet gewoon was naar middag-voorstellingen te gaan. Ik stoorde mij echter niet aan zijn wenken en liet doodkalm mijn eerste middagvoorstelling aanplakken: 19 April, om één uur "La Dame aux Camélias". Dien middag maakten we 9910 mark, dus een goede 12,000 francs.
Vóór het einde der voorstelling waren de plaatsen voor de volgende "matinée" van "Magda" die eerst drie dagen daarna plaats zou vinden, reeds verkocht. In den loop van den avond[Pg 34] kreeg ik een telegram van de zuster van den keizer, die te Bonn woonde... "Verzoeke een loge te reserveeren, waar, komt er niet op aan. Tegen het middaguur, ik was juist van plan naar den schouwburg te gaan, verzocht La Duse mij haar even te komen opzoeken.
—Waarde heer Schürmann, u moet de voorstelling uitstellen. Ik kan niet spelen.
—Bent u ongesteld?
—Dat juist niet.
—Wat dan?
—Ik voel me niet "lekker". Ik zal mijn rol niet naar behooren kunnen spelen. Stuur het publiek dus maar terug.
—Onmogelijk mevrouw.
—Hoezoo?
—Er is een recette van 12,000 francs.
—12,000 francs!... Dan staat mijn besluit vast. Wanneer het publiek in zoo'n groote getale opkomt om mij te zien, dan heeft het ook recht op een vlekkelooze voorstelling. Ik heb u gezegd, dat ik me niet in staat gevoel "goed spel" te geven. Ik wil 't publiek niet bestelen.
—En de recette? En de kosten?
—Doet er niet toe! Wat zijn uw eigen verdiensten bij zoo'n recette?[Pg 35]
—Ongeveer 2500 francs.
—Welnu, die zal ik u betalen. Ik wensch niet, dat u er iets bij verliest. Alle kosten van 't gezelschap en den schouwburg zijn voor mijn rekening.
—Het spijt me, mevrouw. Onmogelijk! De zuster van den keizer is speciaal uit Bonn voor u overgekomen. Men had haar vooruit moeten waarschuwen niet op reis te gaan.
—Zij behoort tot het publiek als alle anderen. U zult haar dus ook moeten terugzenden.
—Neen, mevrouw, het is te laat. Als u mij vanmorgen vroeg gewaarschuwd had, zou ik maatregelen hebben kunnen nemen. Nu is de schouwburg geopend en het publiek reeds binnen. Ik weet geen enkele geldende reden om de voorstelling af te kondigen.
—U moet er één vinden.
—Ik zeg u, dat dit niet gaat. U moet spelen en als u weigert, zeg ik zonder omwegen, dat u met het publiek een loopje neemt.
—Dus u eischt, dat ik speel?
—Ja mevrouw.
—Goed, dan zal ik spelen. Maar ik waarschuw u, dat ik morgen er ziek van ben en ik in twee weken niet meer optreed.
—Wanneer u heden niet optrad, zou het[Pg 36] succes van uw "tournée" voor goed gecompromitteerd zijn.
—Het zij zoo, ik ga.
La Duse ging naar den schouwburg. Zij speelde verrukkelijk en behaalde haar gewoon succes. Na afgerekend te hebben, begaf ik mij naar mijn hotel, waar een briefje van haar reeds op mij wachtte.
—Ik ben ziek. Ik kan in veertien dagen niet optreden. Laat 't gezelschap naar Straatsburg vertrekken, waar ik 7 Mei eerst zal spelen. Ik ga voor mijn herstel naar Italië.
Eleonora Duse.
Inderdaad, zij was vertrokken.
Gedurende de zeven jaar, dat ik met La Duse rondgetrokken ben, heb ik haar nooit over zaken kunnen spreken. Elken morgen maakte ik bij haar mijn opwachting. We spraken dan over litteratuur, de laatst verschenen romans, de Parijsche "premières", over Shakespeare, kortom over alles, maar nooit over zaken. Zoodra ik dat chapiter aanroerde, stond zij op en sprak:
—Bederf mij mijn dag niet. Als u mij iets daarover te zeggen of te vragen hebt, doe dat dan per brief. Ik zal u terstond antwoorden,[Pg 37] wat mij goed dunkt. Wanneer u echter in vriendschap met mij wenscht om te gaan, dan nimmer een woord over zakelijke belangen of diensten. Ik onderscheid in u twee personen, de "homme du monde", waarmee ik met genoegen van gedachten wissel en de "homme d'affaires", waarmee ik ten mijnent niets te doen wil hebben. Onthoud dit goed en reken het u voor gezegd.
Nooit is Mme Duse van dit programma afgeweken en welke belangrijke zaak zich ook mocht voordoen, steeds moest die schriftelijk plaats vinden.
Evenmin heeft La Duse zich met bezoeken of interviews willen inlaten, wanneer zij eenmaal in den schouwburg was. Te Brussel had zij geweigerd aan de uitnoodiging van koningin Louise te voldoen, die haar door mij liet verzoeken in de koninklijke loge te komen, waar zij haar persoonlijk over haar spel wenschte te complimenteeren.
De teleurgestelde vorstin antwoordde mij: "Het zij zoo. U zegt, dat Mme Duse niet kan komen. Brengt u haar dan mijn vereering voor haar buitengewoon talent zelf over en voeg er aan toe, dat zij gerust had kunnen komen: ik eet de artiesten niet op."[Pg 38]
In den koninklijken schouwburg te Stuttgart, liet Zijn Majesteit vragen, wanneer hij de groote artieste zijn eerbiedige hulde zou kunnen aanbieden?
—Zeg aan Zijn Majesteit, dat ik zeer gevleid ben over zijn welwillendheid, maar dat ik hem onmogelijk kan ontvangen. In den schouwburg behoor ik mijn kunst toe. Bezoeken van welken aard ook, roepen mij tot de werkelijkheid terug en verbreken de illusie, die ik noodig heb om mijn rollen naar behooren te vertolken. Ik ben ten zeerste verheugd, dat mijn kunst Zijn Majesteit behaagd heeft. Bedank hem hartelijk voor zijn welgemeende gelukwenschen en doe hem tegelijkertijd inzien, dat dit voldoende is.
Ik wachtte er mij wel voor haar antwoord persoonlijk aan den koning te gaan overbrengen en belastte hiermee den baron Van Putlitz, intendant van den koninklijken schouwburg, die 't op zijn beurt aan den hofmaarschalk meedeelde.
In de eerstvolgende pauze kwam de koning, vergezeld van den intendant en zijn generaal-adjudant zelf op het tooneel.
—Meneer, wilt u mij aan Mme Duse voorstellen?
—Sire, tot mijn spijt heb ik reeds aan uw[Pg 39] intendant gezegd, dat Mme Duse zeer vermoeid is en onmogelijk in staat is u te ontvangen.
—Wees dan zoo goed mij de deur der loge van uw ster aan te wijzen.
Ik haastte mij dit bevel op te volgen.
De koning klopt aan.
—Wie daar?
—De koning.
—Het spijt me "meneer de koning" niet te kunnen ontvangen, ik kleed me.
—Dat doet er niet toe. Ik zal wachten, tot u gereed zijt.
—Doe dat niet, meneer. Ik heb reeds de directie laten verzoeken Zijn Majesteit mee te deelen, dat ik niet in staat ben bezoek te ontvangen.
—Mevrouw....
—Onnoodig aan te dringen. Ik zal mijn loge niet verlaten, alvorens men mij is komen berichten, dat u vertrokken bent.
Woedend verliet de koning het tooneel. Eenige oogenblikken later sprak Van Putlitz mij aan.
—U zult wel begrepen hebben, meneer Schürmann, dat het "Théâtre-Royal" voortaan voor u niet meer te krijgen is. Uw verzoek zou in geen geval meer toegestaan worden.[Pg 40]
Men ziet, dat zoo'n tournée den impresario naast veel succes, niet minder moeilijkheden bracht.
Na voorstellingen te Kopenhagen en Stockholm gegeven te hebben, scheepte La Duse zich naar Noord-Amerika in. Overal hetzelfde succes. In November 1896 treedt zij te Berlijn op in het Neues Théâter, waar de ook bij ons bekende Sigmund Lautenberg de directie voerde. Vandaar gaat de kunstreis naar St. Petersburg. De gemiddelde recette van de veertien voorstellingen bedroeg veertienduizend francs. Te Moskou loopt de glorievolle tournée mis. Hier wordt de tragédienne ongesteld. De sneeuw, het gure klimaat schijnen voor haar zwak gestel niet te deugen. Hoewel er voor haar serie voorstellingen reeds over de honderdtienduizend francs besproken is, moet zij haar optreden telkens weer uitstellen, tot zij plotseling, op raad van haar geneesheer, naar Italië terugkeert en de teleurgestelde impresario genoodzaakt is, het geld terug te geven. Zelfs de zegelkosten, de z.g. stedelijke belasting, krijgt hij niet eens vergoed.
Tot nog toe was La Duse nimmer te Parijs opgetreden, hetgeen toch de droom is van de meeste buitenlandsche artiesten. La Duse had er[Pg 41] ook wel ooren naar, alleen zij zag tegen de noodzakelijke reclame en "interviews" op. Ik wist haar evenwel te bepraten; beweerde, dat ze daar geen last van zou hebben en La Duse gaf tenslotte toe, op voorwaarde, dat zij door Sarah Bernhardt uitgenoodigd zou worden en in haar schouwburg zou optreden (in die jaren "La Renaissance"). Niet als concurrente, maar als genoodigde wilde zij voor de Parijzenaars spelen, wat niemand haar kwalijk zou kunnen nemen.
Dit ultimatum bracht mij in groote verlegenheid, doch wie niet waagt, niet wint. Daar ik met Sarah Bernhardt door vroegere "tournées" op goeden voet verkeerde, zocht ik haar op, om haar over het bezoek van La Duse te polsen. Sarah maakte niet de minste bezwaren; zij had juist voor een serie voorstellingen te Brussel afgesloten, haar schouwburg stond dus leeg en zij stelde er een groote eer in, dezen zoolang aan haar Italiaansche kunstzuster af te staan.
Nu deed zich de moeilijkheid voor een stuk uit te kiezen. Annunzio's "Citta morte" was reeds door den auteur aan Sarah verkocht en het ging dus niet aan, deze noviteit in haar[Pg 42] schouwburg op te voeren. Men ried haar de bekende "Dame aux Camélias" aan, het publiek was met den inhoud voldoende vertrouwd, het was nog steeds het beste kasstuk, daar Sarah met de rol van Marguérite de grootste lauweren had geoogst. Voor La Duse was de proef gewaagd, hoewel aanlokkelijk. In een vreemde wereldstad, in 'n Parijsch stuk, in den schouwburg van Frankrijk's beroemdste actrice met haar lijfrol op te treden; men kan zoo ongeveer beseffen, wat er bij La Duse moet zijn omgegaan, toen zij dien avond voor het eerst het tooneel betrad.
Het succes was overweldigend... Sarah, die de voorstelling in de zaal had bijgewoond, was zóó verrukt over de uitbeelding van haar groote collega, dat zij haar in haar loge om den hals vloog! En de pers?...
Een artikel van den thans overleden criticus Gustave Larroumet, getiteld: "La Duse et le public parisien" deelt mee:
La Duse had bij deze gelegenheid dezelfde reserve tegenover de pers in acht genomen als zij dat gewoon was te doen. Zij legde noch bezoeken af, noch wilde bezoeken van krantenmenschen ontvangen. De Parijsche koningen der[Pg 43] kritiek, die, als sommige tooneelsterren, hun mannelijke en vrouwelijke vereerders en beschermelingen er op na houden, waren door het gedrag van La Duse ten zeerste gebelgd. Het verschil in de ontvangst van het publiek en van de pers was dan ook teekenend, enkele gunstige uitzonderingen natuurlijk niet te na gesproken. Het publiek één en al geestdrift, de verslagen onbillijk en weinig hoffelijk. Sommigen gingen zelfs zóó ver, om met het enthousiasme van de zaal den spot te drijven en noemden de pretentie van La Duse, om zich met de eerste Parijsche actrices gelijk te willen stellen, zelfoverschatting. La Duse trok zich daar echter niet veel van aan, haar reputatie achtte zij door hen niet aangetast. Zij meende, dat de Parijzenaars hun artistieke voorlichters genoeg kenden, om te weten wat zij ervan gelooven moesten, nu de pers niet op haar hand was.
Victorien Sardou kwam spoedig daarop La Duse verzoeken, haar medewerking te willen verleenen aan een gala-voorstelling, ten bate van het op te richten standbeeld van Alex. Dumas fils. Zij stemde terstond toe, niet alleen uit bewondering voor den grooten meester[Pg 44] doch ook uit dankbaarheid voor het Parijsche publiek, dat haar zoo allercharmantst ontvangen had. Er werd tusschen hen overeengekomen, om het vierde bedrijf van "Marguérite Gautier" te geven. Toen Sarah Bernhardt dit evenwel hoorde, maakte zij bezwaar, die eer kwam haar toe, en La Duse was zoo verstandig, dit in te zien. Zij zag, hoewel 't haar natuurlijk ontzettend speet, dan maar liever van haar voornemen af en schonk het comité een duizend francs. Ik dacht er anders over. Ik wist mijn ster te overreden, in een ander stuk van Dumas op te treden en noemde "La Moglie di Claude". Nu had dit drama te Parijs nooit veel opgang gemaakt en bij een reprise van "La Femme de Claude" zelfs échec geleden. La Duse was dan ook bezorgd, of zij haar uitbeelding van Césarine voor het Parijsche publiek aannemelijk zou weten te maken. Ik hield voet bij stuk en liet het tweede bedrijf in de "Figaro" aankondigen. De opvoering had plaats, het pleit werd gewonnen, een daverend applaus viel La Duse te beurt en het standbeeld van Dumas fils was verzekerd. De opbrengst van dien kunstavond beliep niet minder dan 31,488 francs.
Na haar succes te Parijs werd de groote[Pg 45] actrice in haar eigen land natuurlijk op de handen gedragen. In Triëst, Milaan, Turijn, Genua, Napels, Rome en Florence geeft zij series voorstellingen, die alle 't maximum opbrengen. In deze laatste stad krijg ik een brief van Suzanne Reichemberg, de "doyenne" van de Comédie Française, om La Duse uit te noodigen, aan haar afscheidsvoorstelling te willen medewerken. La Duse neemt dit verzoek met geestdrift aan en besluit het laatste bedrijf van "Adrienne Lecouvreur" te spelen.
Daar dit uitstapje naar Parijs midden in haar tournée de reisroute dreigt in de war te sturen, neemt La Duse op zich, de kosten voor haar en haar gezelschap zelf te dragen, zoozeer stelt zij op prijs in het "Huis van Molière" op te kunnen treden. Den 7en Maart 1898 had deze gebeurtenis plaats met een recette van frs. 44,502, nog grooter dus dan de kunstavond voor Dumas. Na afloop der voorstelling kwam president Félix Faure op het tooneel de Italiaansche gast complimenteeren.
Van Parijs vertrekt het gezelschap wederom naar Monte-Carlo en vandaar naar Cannes, waar koning Edward VII verblijf hield. De "Prince de Galles" was een bekend tooneelvriend, geen[Pg 46] wonder dus, dat hij niet één der voorstellingen van La Duse oversloeg. Over Marseille en Bordeaux gaat de tournée naar Portugal. 12 April debuteert zij in den Amelia-schouwburg te Lissabon met de "Dame aux Camélias". Hier worden een negental opvoeringen gegeven, waarvan de gemiddelde recette 15,400 francs oplevert. De vicomte San Luiz de Braga, eigenaar van den schouwburg, is in de wolken over deze artistieke gebeurtenis. Zulk een unaniem succes heeft zijn theater nog nooit meegemaakt. Hij besluit dan ook door een duurzame herinnering dit feit te vereeuwigen. Op een marmeren plaat laat hij met gouden letters de data van La Duse's optreden griffen en noodigt hierbij uit al wat Portugal aan artiesten en letterkundigen bezit. Koningin Amelie, die alle voorstellingen met groote ingenomenheid had bijgewoond, liet zich eveneens vertegenwoordigen en wonder boven wonder, La Duse is bij het plaatsen der plaat zelf aanwezig en neemt glimlachend de gelukwenschen van den vicomte-directeur en der vele aanwezigen in ontvangst.
Van Lissabon trok zij als eindpunt harer tournée naar Oporto, waar een echt Zuidelijke ovatie haar[Pg 47] tebeurt valt met een opbrengst der twee voorstellingen van niet minder dan 27,200 francs. Zij besloot nu een welverdiende rust te Florence te gaan nemen, na ongeveer een millioen francs verdiend te hebben.[Pg 48]
Gedurende mijn gansche impresariaat heb ik nimmer een artiest leeren kennen, die meer in zijn kunst opging, vasthoudender zijn weg vervolgde en eigenzinniger was dan André Antoine.
Uit eerbied voor zijn pogen heb ik vanaf de oprichting van zijn "Théâtre Libre" jaren lang zijn artistieke carrière gevolgd en me steeds de grootste opofferingen getroost om hem in staat te stellen zijn eerzuchtige plannen, zijn belangrijke hervormingen ten uitvoer brengen.
Buiten mijn oprechte bewondering, gevoel ik nog steeds voor dit "groote kind", zoo vol idealen, een warme sympathie, want men mòet van hem houden ondanks zijn gebreken, men kàn hem geen kwaad hart toedragen.
Onvermoeid, door niets van zijn ideeën af te brengen, herrijst hij telkens als een phenix uit[Pg 49] zijn asch. Tegenspoed schijnt op hem geen vat te hebben. Tien jaar lang heb ik met hem saamgewerkt, vanaf den tijd dat hij als baanbreker der Fransche tooneelspeelkunst, zich vrijmaakte van de ingewortelde traditie, tot aan zijn officieele erkenning van één der eerste Parijsche tooneel leiders.
23 Maart 1892 begonnen wij onze eerste tournée in het Grand-Théâtre te Luik. Waar wij ook optraden, was het publiek op onze hand. De naam van "Théâtre Libre" heeft in het buitenland niemand afgeschrikt. Te Amsterdam, waar wij daarna speelden, was de zaal van het Grand-Théâtre uitverkocht. Onder de twaalfhonderd personen bevonden zich echter maar drie dames. De heeren Van Lier, directeuren van dien schouwburg, verbaasden zich hierover en waren niet weinig verontwaardigd. Het publiek meende zeker een pornografisch schouwspel uit dat verdorven Parijs te wachten te zijn, waarbij de tegenwoordigheid van het zwakke geslacht nu eenmaal niet zou passen. Toch hadden we tijdig den naam van het stuk en van den schrijver geannonceerd: "Blanchette" van Brieux.
Bij het eerste bedrijf bleef de zaal tamelijk koel, men verbaasde zich over den inhoud, bij[Pg 50] het tweede hadden wij echter gewonnen spel. Nu men geen onbehoorlijk gegeven te zien kreeg, waarop de meesten gerekend hadden, zonder het waarschijnlijk te willen bekennen, boeide weldra de ernstige uiteenzetting van het drama, dat overigens door Antoine en de zijnen meesterlijk gespeeld werd. Den volgenden avond werd "L'Ecole des Veufs" opgevoerd, een satyriek tooneelspel van Georges Ancey, dat niet minder insloeg. Onze grootste triumf werd behaald met "La Dupe", van den zelfden auteur, die terecht één der meest gevierde schrijvers van het "Théâtre Libre" is geweest. De scène, waarin Antoine zijn vrouw een paar oorvijgen uitdeelt, sloeg wel 't meest in. Antoine verwonderde zich hierover en zei me:
"Het schijnt hier in 't Noorden gewoonte te zijn, een lastige vrouw hardhandig haar ongelijk aan het verstand te brengen. In Parijs hebben wij deze scène nooit kunnen spelen dan onder luid protest."
Het vervolg van onze tournée stelde hem echter in 't ongelijk. Overal, zoowel in Zuid- als Midden-Frankrijk, Zwitserland en Italië hadden we met dit tooneel een even groot succés als in Holland, Duitschland en Oostenrijk.[Pg 51]
Te Marseille gaven we "Seul", een stuk in drie bedrijven, van Guinon. In het tweede bedrijf komt een kind voor, dat ter gelegenheid van den jaardag van zijn grootvader een fabel moet opzeggen. Om overal een kind van zes à acht jaar met den troep mee te nemen, ging natuurlijk niet aan. Ik had dus aan alle schouwburgdirecties, waar wij dit stuk hoopten op te voeren, vooruit geschreven om een kind ter plaatse de fabel "Les deux Pigeons" van La-fontaine te laten instudeeren. Tot nog toe was dit overal goed gegaan.
Te Marseille toont men ons vóór het scherm opgaat een allerliefst kereltje.
—Ken je de fabel van buiten, vraagt Antoine hem.
—Ja, meneer.
—Goed zoo. Ga dan maar in den foyer zoolang wat spelen tot het je beurt is, dan laat ik je wel halen.
Het tweede bedrijf is begonnen, het kind komt op en begint.
—Ach, pécaïre!
Nog nooit had men in de omgeving der Canebière zoo'n echt Marseillaansch accent op de planken gehoord. Bij de eerste woorden begint[Pg 52] men in de fauteuils te lachen, weldra brult de geheele zaal.
"Deux pigeons s'aimaient d'amour tendre.... Antoine omhelst het kind en zegt:
—Genoeg, ik ben tevreden.
De knaap kijkt zijn grootvader verbaasd aan en begint opnieuw:
"Deux pigeons...."
Antoine hem snel in de rede vallend.
—Het was mooi, houd nu maar op.
Het kind is daarover zeer ontstemd en gaat bedaard voort. De zaal giert het uit.
Dat is te erg!
Antoine ten einde raad, knijpt hem in de arm en fluistert:
—Als je nu niet gauw je mond houdt, kwajongen!
—Nee, ik hou m'n mond niet, pruilt de kleine. Ik heb de fabel geleerd, ik zal haar ook opzeggen.
Er viel niets aan te doen! De fabel werd nogmaals tot het eind voorgedragen tot groot vermaak van het publiek, tot ergernis van grootvader Antoine.
In de maand Maart 1904 keerden wij naar[Pg 53] Marseille terug om daar een zestal voorstellingen in het "Théâtre des Variétés" te geven. Evenals twee jaren te voren is alles vooruit besproken.
Nadat wij ons répertoire met "La Fille Elise" en "Boubourouche" vermeerderd en daarvoor Lérand, die nu al jaren een eerste plaats aan den "Vaudeville"-schouwburg inneemt—geëngageerd hadden, begaven wij ons naar Brussel om vandaar uit een nieuwe tournée te beginnen.
Den dag voor ons vertrek was de arme Jeanne Dulac, die bij een petroleumlamp haar handschoenen gewasschen had, te dicht bij 't vuur gekomen. De benzine had vlam gevat en zij bracht het er nauwelijks levend af. Vreeselijke brandwonden bedekten haar lichaam. Zij moest maanden lang te bed blijven.
Het was bij twaalven, toen wij 't ongeval vernamen en wij moesten den volgenden dag om zeven uur verder. Terstond werden maatregelen genomen, haar plaats door een ander te doen innemen. Het gelukte ons Eugénie Nau, zij, die de rol van "La Fille Elise" gecreëerd had, te bewegen haar ongelukkige kameraad bij deze tournée te vervangen.
Van de tien verschillende stukken, die wij te spelen hadden, kende zij slechts die ééne rol.[Pg 54] Gedurende de geheele reis moesten wij dus overal repeteeren, zonder oponthoud. Zoodra wij ons in een trein geïnstalleerd hadden, begon men in één der wagons met Mlle Nau de rollen door te nemen. Bij elke halte zocht Gémier, die toen regisseur bij den troep was, van wagen tot wagen de artisten bijeen, die de "wachten" hadden te geven en zoo wisselden zij elkaar af. Overal werd dus vlijtig gestudeerd, in hotels, in wachtkamers, in de tusschenbedrijven, in den foyer en 's avonds na de voorstelling. Geen minuut rust tijdens de twee weken, die wij in Holland doorbrachten. De tien stukken werden dan ook gekend. Antoine en zijn artisten konden met welgevallen op hun reuzenarbeid terugzien, maar aangenaam reizen was het nu direct niet.
Van Konstantinopel naar Italië overstekend, werden wij te Milaan door de eerste auteurs en artisten verwelkomd. Annunzio, Bracco, Traversi, Duse, Zacconi, Novelli woonden verschillende voorstellingen bij en beloonden ons met applaus. Natuurlijk dachten we te Rome prachtige zaken te maken. Helaas, het mocht niet zijn!
Den eersten avond is de zaal van den schouwburg "Valle" door een élite-publiek bezet. We[Pg 55] geven "Blanchette", het bekende succèsstuk.
Het eerste bedrijf wordt koel ontvangen. Geen nood, dit waren wij reeds van andere steden gewoon. In het tweede komt echter geen hand op elkaar, in het derde is de zaal reeds over de helft leeggeloopen.
We informeeren terstond naar de reden van dit gebrek aan belangstelling.
Een misverstand! Men was in de meening Parijsche toiletten te zien te krijgen en ons stuk speelde in een boerenmilieu. Om bij het publiek te Rome succès te hebben, hadden wij de medewerking van Paquin of Redfern noodig gehad.
Hoewel ik hierna geen tournée met Antoine meer ondernomen heb, kan de oprichter van het "Théâtre Libre" over onze samenwerking tevreden zijn. Onze voorstellingen in het buitenland hadden te samen, na aftrek der onkosten, het aanzienlijk bedrag van 314,500 francs opgeleverd, een som, die Antoine in staat stelde zijn voor het moderne tooneel zoo interessanten strijd met nieuwe kracht voort te zetten.[Pg 56]
De Spaansche tenor Gayarré heeft met Angelo Massini de zelfde populariteit gekend, die thans Caruso te beurt valt.
Volleerd zanger en bovendien een groot artiest, schuilde er in zijn stem iets, dat de ziel roerde, niettegenstaande hij soms door den neus zong. Hij was de afgod van het publiek in zijn geboorteland, doch heeft ook in de Groote Opera te Parijs en in andere steden van Europa en Amerika triumfen gevierd. Hij verdiende geregeld 5000 francs per voorstelling, bij welk bedrag nog de talrijke kostbare geschenken gevoegd kunnen worden, die hem overal werden aangeboden.
Door mij geëngageerd om tegelijk met Adelina Patti in "Traviata", "De Barbier uit Sevilla" en "Lucie di Lammermoor" op te treden, evenaardde[Pg 57] zijn succes vaak het hare, hetgeen heel wat zeggen wil, als men nagaat dat deze onvergelijkelijke nachtegaal een kwart eeuw lang door alle muziekliefhebbers op de handen is gedragen.
Daar wij vier voorstellingen te Barcelona hadden te geven, waren wij in het hotel "Les Quatre Saisons" op de Rambla del Cantra afgestapt. 's Morgens aan ons ontbijt zien wij, dat twee bejaarde mannen zich vlak voor ons open venster posteeren, op wier gezicht hun nijpend gebrek te lezen stond. Terwijl de één met bevende hand de vioolsnaren bestreek, zong de ander met schor geluid de cavatine uit "Faust", doch hoezeer zijn stem ook geleden had, men kon zijn zangtechniek wel degelijk nog onderscheiden. Niemand lette echter op hen en geen enkel geldstuk werd hun gegeven. Toen Gayarré dat zag, trok hij zich hun lot terstond aan. Wie weet wat deze achteruitgegane artiesten al doorgemaakt hebben, zei hij tot mij. Misschien hebben zij van morgen niet eens gegeten. Laten wij hun een gelukkigen dag bezorgen.
—Goed, laten we hun elk een louis geven.[Pg 58]
—In orde, doch we moeten met wat anders beginnen.
—Wat bedoel je?
—Ik zal in hun plaats gaan zingen en jij moet met je hoed rondgaan. Ik ben zeker dat we heel wat zullen ophalen.
—Dat meen je toch niet?
—Wis en zeker en wel terstond. Iedereen kent me hier en nog nimmer heeft het publiek me voor zoo'n geringen prijs hooren zingen. Kom mee.
Of ik wilde of niet ik moest hem wel volgen. Bovendien we deden er een goede daad mee.
Gayarré naderde den vioolspeler, vroeg naar zijn repertoire en de plaats van den ouden zanger innemend, begon hij lustig de groote aria van "Traviata" te zingen. In minder dan geen tijd stroomde het publiek toe en omringde ons groepje, terwijl men van alle kanten riep: "Gayarré, hij is het!" ... "Het is Gayarré!" ...
Toen hij zijn lied ten einde had gezongen, ging ik met mijn hoed rond. Zilver en koperstukken vielen er bij hoopjes in, zelfs hier en daar een goudstukje. Bij natellen hadden we over de 874 francs opgehaald, die wij den overgelukkigen oudjes ter hand stelden.[Pg 59]
—Welnu, Schürmann, sprak Gayarré, toen wij weer aan de ontbijttafel zaten, ben je tevreden over de recette? Wat mij betreft, van mijn leven heb ik nog nooit met zoo'n genoegen een lied gezongen.[Pg 60]
Een machtig geluid, één der krachtigste tenorstemmen, die ik ooit gehoord heb. Weinig of geen bekoring, maar stembanden zoo forsch en lenig, dat zijn borstnoten veel van kanonschoten hadden. Middelmatig tooneelspeler, zonder distinctie, dankt Tamagno zijn groote reputatie en zijn hooge "cachets" hoofdzakelijk aan zijn krachtige longen. Zijn "Mozes" (Rossini) en "Othello" (Verdi) zijn in dit opzicht dan ook onvergelijkelijke creaties.
Zelden heeft een artiest, die zulke reuzenbedragen verdiende een meer eigenaardige zuinigheid aan den dag gelegd. In zijn koffers, waarvan het vervoer op rekening van den impresario stond, sleepte hij een petroleumstel mee, waarop hij zelf zijn eten kookte, dat hij elken dag bij landgenooten en als die niet te vinden waren op de markt ging koopen.
Wanneer hij bij Italiaansche leveranciers terecht[Pg 61] kon, sloeg hij steeds een groote voorraad in, dat hij dan grootendeels met vrijkaartjes bekostigde, waardoor hij nog enkele francs uitspaarde. Aan hôtel-eten had hij een broertje dood, zeker met het oog op de talrijke kellners en de verplichte fooitjes.
Een tweede eigenaardigheid was het opsparen van kaarsen, waarvan hij koffers vol had. Het contract van Tamagno gaf hem recht op twee en dertig kaarsen per week ter verlichting van zijn loge. Daar de meeste kleedkamers van gaslicht voorzien waren, had hij langzamerhand een verzameling kaarsen gekregen, groot genoeg om er een winkel mee op te zetten.
Bij de buitengewone voorstelling in den Renaissance-schouwburg te Parijs, waarvan de opbrengst moest dienen tot het oprichten van een standbeeld voor Alexander Dumas fils, had Tamagno zich op mijn aandringen bereid verklaard aan het slot van het rijke programma eenige liederen ten beste te geven.
Tamagno was reeds vroeg in de schouwburg aanwezig en wachtte kalmpjes in den kleinen artiesten-foyer zijn beurt af. Het was er snikheet en de voorstelling duurde verbazend lang.[Pg 62]
—Waarde Schürmann, ik zit me hier niet weinig te vervelen.
—Waarom gaat u het tweede bedrijf van "La Femme de Claude" niet zien?
—Dank je wel, tooneel interesseert me weinig, maar ik heb een idee. Kan je me misschien aan een paar klompen helpen?
Ik keek vreemd op, doch daar hij bleef aandringen, verzocht ik één der employés in de requisietenkamer naar een paar klompen uit te zien. Weldra kwam hij er mee aandragen. Tamagno trekt zijn lakschoenen uit, zoo ook boord vest en jas en begint nu met deze klompen aan in zijn hemdsmouwen eenige boerendansen uit te voeren, zooals dat in Italië op het platte land het gebruik is.
Hij scheen er zelf bijzonder veel plezier in te hebben, want de ééne dans volgde op den anderen en ik moest toegeven, hij deed het alleraardigst. Na verloop van een half uur, toen hij geheel bezweet en buiten adem wou gaan uitrusten, komt de regisseur waarschuwen, dat het zijn beurt is om op te treden.
Hij trekt haastig zijn kleeren en schoenen weer aan, begint zijn aria, doch of hij zich te veel reeds had ingespannen, hij kon maar niet[Pg 63] op stem komen en er kwam van zijn nummer zoo goed als niets te recht.
—J'ai chanté comme un "sabot". Men had beter gedaan naar mij te komen zien, toen ik ze zoo even nog aan had.[Pg 64]
Franschman van origine heeft Ernest Nicolas na zijn huwelijk met Adelina Patti, zich steeds Ernesto Nicolini laten noemen. Begiftigd met een schoone stem miste hij artistiek gevoel en smaak en was daarbij een beslist tegenstander van moderne muziek, die van de zangers iets meer dan uitsluitend een mooie stem vereischt. Zoo hij dan ook niet de markiezin de Caux op zijn weg ontmoet had, meer bekend onder haar eigen naam: Adelina Patti, welke wereldberoemd werd, zou hij met zijn optreden in "Aida", "Lucie" en "Traviata" nimmer zoo'n opgang gemaakt hebben.
Eenmaal de echtgenoot van "La Patti", trad hij geregeld met haar op en oogstte naast haar de grootste triumphen. Op betreklijk nog jeugdigen leeftijd nam hij afscheid van de planken om zich uitsluitend in te laten met het beheer[Pg 65] van de financieele belangen van zijn beroemde echtgenoote. Hij stelde haar repertoire vast, teekende de contracten en wist haar fortuin steeds meer en meer te vergrooten. Zijn afkeer en zijn gering begrip van elke nieuwe richting in de muzikale concepties der groote componisten waren oorzaak, dat La Patti zich nimmer aan het repertoire van Richard Wagner gewaagd heeft.
Als zij dat gewild had zou zij als Eva in de "Meistersinger" of als Senta in de "Fliegende Hollander" beslist furore gemaakt hebben, doch hij oordeelde dat haar Rosina, Violetta en Lucie genoeg opbrachten, en wilde van geen enkele nieuwe creatie weten.
In 1885 heeft hij nog éénmaal meegezongen en wel bij de reeds meer besproken tournée van La Patti in Spanje. De vier voorstellingen, die wij te Barcelona zouden geven, had onder de Catalonische bevolking zoozeer de belangstelling gaande gemaakt, dat er reeds vooruit voor 20.000 francs besproken was.
Als eerste voorstelling ging "Traviata" met La Patti als Violetta en Stagno als Alfredo. Daar kort te voren deze partij nog door Gayarré, den beroemden Spaanschen tenor hier[Pg 66] gezongen was, gaf Stagno plotseling voor, niet bij stem te zijn en weigerde op te treden. Daar hij den volgenden dag wel goed bij stem was in den "Barbier", in welke rol hij de concurrentie van Gayarré niet vreesde, was dit voorgeven van heeschheid maar een uitvlucht om zich niet aan een vergelijking met Gayarré bloot te stellen.
Stagno hield voet bij stuk en ik was door zijn weigering in groote moeilijkheid geraakt. Ten einde raad besloot ik Nicolini te polsen, of hij voor een enkele maal zijn oude rol van Alfredo nog eens zou willen opnemen om mij uit de verlegenheid te helpen en ik deed dit verzoek gepaard gaan met de aanbieding van een zeer kostbare diamanten dasspeld. Hoewel Nicolini in geen acht jaar meer gezongen had, scheen dit geschenk toch den doorslag te geven. Nicolini verklaarde zich bereid en ik haastte mij over de affiches de volgende aankondiging te laten plakken.
"M. Stagno weigert als Alfredo op te treden. M. Nicolini zal hem in deze rol vervangen. Zij, wien deze mutatie niet aanstaat, zijn gerechtigd hun entreegeld aan de kas terug te halen."
Eenige duizenden francs werden teruggegeven, doch de billetten werden terstond door anderen[Pg 67] gekocht, zoodat de zaal overvol was, toen het gordijn opging.
Bij het verschijnen van La Patti klinkt plotseling een helsch gefluit en geschreeuw, en als Nicolini ook zijn mond open doet, verdubbelt het lawaai nog in omvang. Men laat het scherm weer zakken. Maar zoodra men het ophaalt, begint het kabaal opnieuw.
Ik laat wederom "halen" en verschijn nu zelf voor het voetlicht: "Dames en Heeren. Er moet hier een vooruit georganiseerd kabaal achter schuilen, want Mme Patti is van haar leven nog nooit uitgefloten geworden en de rolverandering van den tenor werd vooruit aangekondigd. Ik verzoek u dus beleefd doch dringend mijn artiesten verder ongemoeid te laten."
Dit scheen te helpen, want de voorstelling kon nu zoo goed en zoo kwaad als het ging haar verloop hebben.
Het bewijs dat deze herrie door Stagno zelf aangericht was, werd mij duidelijk, toen ik vernam, dat de teruggegeven billetten door zijn vrienden en handlangers waren opgekocht en hij zich de luxe had willen permitteeren om Nicolini te laten uitfluiten en met hem natuurlijk tevens La Patti.[Pg 68]
Deze laatste was niet weinig verstoord, hetgeen zich begrijpen laat. Voor de eerste maal in haar leven door haar eigen landgenooten uitgefloten! Op staanden voet wilde zij uit Barcelona vertrekken.
Om deze schade en schande te voorkomen, verzon ik de volgende list.
Ik had in Barcelona kennis gemaakt met den zoon van een invloedrijk bankier M. Coll y Rataflutis. Hem zocht ik na afloop der voorstelling terstond op.
—U hebt hier vele relaties, niet waar?
—Natuurlijk. Vader staat met de deftigste families hier ter stede in betrekking. Maar waarom vraagt u me dat?
—Bezit u misschien ook hun naamkaartjes?
—Wel mogelijk, ik zal eens nazien.
Een kwartier later zat M. Coll y Rataflutis met nog een vriend, mijn secretaris en mijn eigen persoontje de naamkaartjes met volgende staaltjes van geestdriftig huldebetoon en verontwaardiging te onderteekenen.
Zangvogeltje, verlaat ons niet!... Zijn die ellendelingen doof!... La Patti uitfluiten is God beleedigen!... Men schaamt zich een Spanjaard te zijn!... Hemelsche harp, weerklink nog[Pg 69] eenmaal!... Mijn spijt voor het wangedrag mijner landgenooten... enz. enz.
Den tooneelknecht, behoorlijk op de hoogte gebracht werd opgedragen deze naamkaartjes, waarop de "haute fleur" van Barcelona gedrukt stond, telkens bij pakjes van tien bij La Patti aan huis te bezorgen.
Toen ik 's middags bij haar mijn opwachting maakte, sprong zij me om den hals en riep uit: Ik blijf! O, als je eens wist hoe galant die Spanjaarden toch kunnen zijn...
Ik kon me met moeite goed houden, doch La Patti merkte gelukkig niets.[Pg 70]
De lieveling van het publiek. Een tenor, die nimmer minder dan drie duizend francs per optreden ontvangen heeft en in Europa en in Amerika zelfs tien duizend francs verdiende. Waarom? Dit heb ik mij steeds vergeefs afgevraagd.
Zijn stem had niet de geringste bekoring en kon moeilijk fraai gevonden worden, doch hij bezat een knap voorkomen en was bovendien een kranig acteur, die door zijn figuur en zijn elegante manieren vooral bij de dames in de gunst stond. In ieder geval was hij een uitstekend leermeester en aan zijn zangonderricht heeft de thans zoo beroemde operazangeres Gemma Bellincioni veel te danken.
Wat de oorzaak van Stagno's succes ook moge zijn, een impresario heeft rekening te houden met den smaak van het publiek. Vandaar dat[Pg 71] ik ook Stagno voor mijn tournée door Spanje geëngageerd had.
Ik heb reeds meegedeeld om welke reden hij te Barcelona in Traviata weigerde op te treden en hoe hij de billetten had laten opkoopen om Nicolini uit te fluiten. Om zijn vrienden te overtuigen, dat hij niet uit jaloezie zoo handelde, maar om Nicolini zijn hebzucht betaald te zetten, had hij handig rondgestrooid, dat ik hem zijn rol had afgenomen op aandringen van het echtpaar Patti-Nicolini.
Zijn vrienden woedend dat La Patti hun van hun geliefden tenor had beroofd, alleen om haar echtgenoot enkele billetten van duizend francs in handen te spelen, hadden zich gewillig voor Stagno's plan geleend.
Toch zou onze tenor niet lang plezier van zijn bedrog hebben, Adelina Patti door de toegezonden protesten der Barcelonasche aristocratie weer met het publiek verzoend, had bovendien vernomen, dat Stagno de schuld van alles was. Zij nam zich voor hem dit gevoelig betaald te zetten.
Bij de opvoering van den "Barbier" gelastte zij mij voor haar rekening 2000 francs plaatsen te nemen en die rond te deelen, op voorwaarde,[Pg 72] dat de bezitter van zoo'n entréebewijs Stagno bij zijn verschijnen zou uitfluiten.
Eerst wilde ik mij er niet toe leenen, doch daar ik met Stagno toch niet al te best overweg kon en mij er meer aan gelegen lag La Patti tot vriend te houden, voerde ik haar verlangen stipt uit en ik behoef er nauwelijks aan toe te voegen, dat Stagno leelijk op zijn neus keek, toen hem hetzelfde lot trof, waar hij twee avonden te voren Patti-Nicolini op vergast had.
Dit is echter de eerste en laatste keer in mijn leven geweest dat ik een artiest, die ik handen vol goud moest betalen, zelf liet uitfluiten.
Doch, zooals u ziet, in de tooneelwereld komen de ongelooflijkste avonturen voor en is het onmogelijke, mogelijk.[Pg 73]
Eén van de grootste tenoren der wereld, wiens naam in vollen glans schitterde ten tijde der "vogue" van Adelina Patti, en die tot 1908 voornamelijk in Rusland de grootste successen heeft gekend. Zijn warm vibreerende stem, waarmee hij alles kon uitdrukken, wist de gevoeligste snaren bij den toehoorder aan het trillen te brengen. Bovendien was hij een goed acteur en daarbij een verwoed rooker van havanna sigaren. Tusschen elk bedrijf stak hij er één aan en toch had dit nooit invloed op zijn stem.
Te Lissabon in het San Carlo theater hadden in 1885 de reeds vaak besproken modelvoorstellingen met La Patti plaats, o.a. Rossini's "Barbier".
Tijdens het eerste bedrijf gebeurde er iets, dat het publiek nooit te weten is gekomen, doch voor de ingewijden het bewijs was, hoe een groot artieste, in haar reputatie als vrouw van[Pg 74] de wereld vlekkeloos, in haar naijver op het succès van anderen er toe gedreven kan worden zich op een lafhartige en kleinzielige wijze te wreken.
Ik spreek hier niet over de plaats op de programma's, de zoo vaak aangeroerde kwestie van de "vedette", waarbij de ééne naam "vet gedrukt" den anderen als 't ware van 't papier wil dringen,—een waarlijk groot artiest stoort zich hieraan niet—doch over het met opzet iemands succès benadeelen.
Wie "De Barbier" gezien heeft, herinnert zich het tooneel waar Almaviva Rosina zijn serenade brengt, die dan even op 't balcon verschijnt, waar Bartholo haar vandaan haalt om snel het venster te sluiten.
Vanaf het begin der tournée was ik gewoon achter de coulissen het klappen der dichtslaande deuren aan te geven door, juist als de tenor zijn aria geëindigd had, een stok op den grond te laten vallen. Ik wilde dit zelf liever doen dan het aan mijn regisseur toevertrouwen.
Almaviva was één der glansrollen van Massini en juist zijn succès met deze serenade was La Patti een doorn in het oog, wier beurt eerst in het tweede bedrijf kwam.
Op den avond van de eerste voorstelling zocht[Pg 75] de beroemde zangeres mij op en voorgevend bij hun eerste optreden te Lissabon een goeden indruk te willen achterlaten, verzocht zij mij haar mijn plaats achter de coulissen af te staan, opdat ik al mijn zorg aan de uitvoering in haar geheel zou kunnen geven. Niets kwaad vermoedend, stond ik haar mijn plaats af en liet haar een stoel brengen, waarop zij het oogenblik kalm kon blijven afwachten.
Massini was dien avond schitterend op dreef, de volle zaal scheen hem te inspireeren en ademloos werd naar zijn serenade geluisterd. Het gewichtige moment is daar. Massini haalt diep adem om zijn hooge "c" er uit te gooien, die als het uitspatten van den vuurpijl dit klinkend notenvuurwerk bekroont. Op hetzelfde oogenblik hoort men echter een ontzettend gekraak en een fellen slag achter de schermen, die het geluid van Massini geheel bedekt. Het scherm valt, het applaus blijft achterwege, als zat de schrik bij het publiek er nog in.
Wat was er gebeurd?
Mme Patti had op 't goede moment haar stoel laten tuimelen en den stok laten neervallen, welk moment voor den armen Massini nu juist niet het goede was.[Pg 76]
—Waarlijk, het spijt me. Ik had het liever aan Schürmann moeten overlaten, die is het gewoon. Massini zong zoo verrukkelijk, dat ik mijn eigen ontroering nauwelijks meester was. Ik wilde hem toejuichen, lette niet meer op m'n stoel en liet de stok te vroeg vallen. Hij zingt ook werkelijk te verrukkelijk!
Na deze lofspraak, ging de diva kalm naar haar loge. Massini was woedend en het publiek verwenschte den onhandigen regisseur, die hun extase door dat lawaai was komen verstoren.[Pg 77]
Het tegendeel van Tamagno... Geen groòte stem, maar een bekoorlijke stem. Het prototype van den Italiaanschen tenor, den meester van het "bel canto". Artistiek begaafd weet hij zijn auditorium geheel onder zijn invloed te brengen. Hij voelt wat hij zingt en tusschen hem en het publiek ontstaat van zelf een band, die tegen het einde, waar en in welk land hij ook optreedt, tot het vurigst enthousiasme voert. Hij heeft directeuren en phonografenfabrikanten schatten geld doen verdienen, terwijl hij zelf de duurst betaalde artiest is, die er tot nog toe rondloopt. De Metropolitan Opera Company van New-York heeft hem voor één millioen vast aan zich verbonden. Eén gedeelte der voorstellingen wordt te New-York gegeven, het andere verdeeld over de groote steden van de Vereenigde Staten, gedurende de tournée, die jaarlijks door de M.O.C. gehouden wordt.[Pg 78]
De voorstellingen, die dan nog over blijven, worden verdeeld over de groote Europeesche steden. Wanneer Caruso te New-York optreedt, wisselen de ontvangsten algemeen tusschen de 70 à 85 duizend francs. Te Parijs in het "Châtelet" was het gemiddelde 48000 francs. Te Berlijn, Hamburg, Frankfort en Weenen bereiken de recettes ongeveer het zelfde cijfer.
Zijn repertoire bevat in hoofdzaak: Carmen, Faust, Aïda, La Boheme (Puccini), Cavalleria en Paljas. Weinig of geen creaties. Waartoe overigens ook? Het publiek komt niet om de opera, maar om Caruso in zijn romance of bravour-aria te hooren. Als de opera een bedrijf bevat, waarin de beroemde tenor niet meezingt, verlaten de heeren de zaal om in de foyer een sigaar te rooken of voor den schouwburg een luchtje te scheppen, de dames zoeken haar kennissen in de loges op en de stemmen van de overige zangers worden nauwelijks aangehoord. Een lichte ongesteldheid van den grooten Caruso beschouwt men daarginds als een nationale ramp.
Behalve zijn vast inkomen bij de Metropolitan Opera heeft Caruso nog het recht op te treden op particuliere soirées, die hem eveneens een aardig fortuin opleveren.[Pg 79]
Gedurende de voorstellingen, die ik in het Broadway Théâter te New-York met het Siciliaansch gezelschap van Mimi Aguglia gaf, sloeg Caruso niet één van de opvoeringen over, tenminste wanneer hij dien avond vrij was. Elken dag kwam hij in het bureau, dat ik in den schouwburg had laten inrichten mij een uurtje gezelschap houden en hield zich dan onledig met het teekenen van caricaturen, waarvan er verscheidene in de Amerikaansche bladen werden opgenomen.
Mijn zoontje vroeg Caruso eens, toen hij weer op bezoek was.
—Is het waar, meneer Caruso wat vader vertelt?
—Wat zegt je vader dan?
—Dat u de mooiste stem hebt van de wereld, en de beste zanger bent, dien hij kent.
—Heb je me dan nog nooit hooren zingen?
—Nee nooit.
—Dan moet je morgen eens naar me komen luisteren. Ik zal je een plaats sturen.
—Dat gaat niet.
—Hoezoo?
—Ik ben eerst acht en ga naar bed als de voorstelling begint.
—En wou je me toch zoo graag hooren zingen?[Pg 80]
—Wat graag!..
—Kom dan morgen middag om drie uur in het Waldorf-Astoria hôtel, dan zal ik wat voor je zingen.
Den volgenden dag ging met mij, m'n zoontje zooals afgesproken naar hem toe.
—Jij bent niet geinviteerd, waarde heer. Ik heb het alleen aan je zoontje beloofd. Wil je er bij blijven, kost het je 5000 franc, en nog wel omdat jij het bent.
Ik maakte dat ik weg kwam en ging zoolang de kranten lezen. Mijn zoontje mocht in den leuningstoel plaats nemen en Caruso begon te zingen. Gérard luisterde met volle aandacht. Bij het tweede lied uit "La Tosca" kwamen hem de tranen in de oogen. Hij snelde op den zanger toe, nam zijn hoofd tusschen zijn handen en gaf hem op beide wangen een zoen, terwijl hij uitriep:
—Papa heeft nog niet genoeg gezegd! Het is nog mooier!
Caruso, ontroerd zong toen nog de cavatine uit "Faust" en overhandigde hem een groot portret, waarop hij schreef:
"Aan mijn vriendje Gérard Schürmann, voor de groote artistieke voldoening die hij mij heeft geschonken."[Pg 81]
Toen hij met mijn zoontje beneden kwam, weigerde hij mijn dank in ontvangst te nemen.
—Ik ben je veel meèr dank schuldig, want nog nimmer heeft iemand me zoo'n vreugde bereid als je jongen, toen hij mij in zijn ontroering om den hals vloog. Zijn kussen hadden voor mij meer waarde dan de grootste triumphen.
Toen Caruso in Philadelphia zong, kreeg hij een uitnoodiging tegen een fabelachtig honorarium bij een bekend milliardair te komen zingen. Caruso werd in een fraai-ingerichten salon gebracht, waar zich tot zijn verbazing niemand anders bevond, dan de milliardair en een klein hondje. Voor dit "publiek" ving Caruso aan een zijner schoonste aria's te zingen, maar na de eerste tonen begon het hondje woedend te keffen. De milliardair verhief zich nu van zijn zitplaats en zei: "Ik dank u zeer. Thans kunt u ophouden en heengaan—ik wilde slechts weten of Toby ook janken zou, wanneer u zong....!"[Pg 82]
Door Pedro Gailhard, den uitstekenden directeur van de opera, wiens vroegtijdig heengaan door velen nog steeds wordt betreurd, werd Paoli, ontdekt. Hij liet hem debuteeren als Arnold in "Wilhelm Tell" en ik moest toegeven, dat hij een zeer fraaie stem had. Niettegenstaande hij in het duo met Mathilde bleef steken, hetgeen men toeschreef aan zijn zenuwachtigheid van debutant, prees de geheele muzikale pers dezen nieuwen zanger en voorspelde hem een groote toekomst.
In de meening, dat er met deze "fort tenor" eer viel in te leggen, engageerde ik hem terstond voor een tournée door Europa, doch verzuimde verdere inlichtingen te nemen.
De buitenlandsche directies namen de contracten terstond aan en de tournée beloofde een groot en voordeelig succes te worden. Paoli[Pg 83] vroeg mij een voorschot van 10.000 francs om zich de noodige kostuums te laten maken, welk bedrag ik hem dan ook terstond uitbetaalde.
Twee weken voor de première, komt de tenor mij opzoeken en vertelt mij dat hij van de vijf rollen, die hij verplicht is te zingen er niet één kent. Hij moet nog minstens een maand den tijd hebben ze met behulp van een zangleeraar in te studeeren.
Wat te doen? Met groote moeite verkreeg ik van de directies uitstel en droeg den heer Alger op hem in den kortst mogelijken tijd de rollen te helpen instudeeren.
Na verloop van een maand ontving ik volgend schrijven, dat mij zeer onaangenaam verraste.
Het spijt mij zeer U te moeten inlichten, dat ik met Paoli niet naar wensch kan slagen. Deze tenor heeft een prachtig geluid, maar niet het minste geheugen. Wat ik hem den eenen dag geleerd heb, is hij den volgenden weer vergeten. Ik geloof niet, dat hij in staat is meer dan één romance of duo te onthouden. Daarom zie ik liever van verdere moeite af.
Een onderhoud met Paoli bevestigt dit schrijven en hij kwam er tenslotte openlijk voor uit mij om den tuin geleid te hebben, toen hij beweerd[Pg 84] had vijf verschillende rollen te kennen.
Natuurlijk vroeg ik terstond mijn tien duizend francs terug. Hij bekende ze reeds opgemaakt te hebben.
Per aangeteekenden brief liet ik hem toen weten, dat ik zijn contract inmiddels vernietigd had, omdat hij van zijn kant zijn verplichtingen niet na kon komen.
Als eenig antwoord ontving ik van het "Tribunal de Commerce" een bevelschrift 25000 francs schadevergoeding te betalen wegens contractbreuk. Ik had Paoli zijn rollen maar eerst op proef moeten laten zingen, vóór ik hem engageerde.
Natuurlijk ging ik in appèl en het hof liet aldus de kwestie uitvechten. Het benoemde drie scheidsrechters, zangers van naam en leeraren aan het Conservatoire: Melchissédec, Delmas en Alvarez en gelastte Paoli voor hen het repertoire te zingen, waarop hij zich verbonden had.
Paoli was wel zoo wijs niet te verschijnen en nimmer heb ik hem, noch een centiem van mijn tienduizend francs teruggezien.[Pg 85]
In 1887 had ik een contract afgesloten met het Apollo-theater te Madrid voor een serie voorstellingen met Louise Theo. Haar succes in "Adam en Eva" door haar in den Nouveautés schouwburg te Parijs gecreëerd bleef aanhouden, zoodat de diva in de onmogelijkheid verkeerde Parijs te verlaten. Daar ik de directie te Madrid mijn woord gegeven had op een bepaalden tijd over te komen, was ik genoodzaakt naar een andere ster uit te zien. Tot wie kon ik mij toen beter wenden dan tot Jeanne Granier, de operette diva bij uitnemendheid? Wij werden het terstond eens. Ik zou haar een cachet van 2000 francs per voorstelling uitbetalen voor een minimum van zeven-en-twintig opvoeringen naar keuze uit haar repertoire, hetzij des avonds of "en matinée": "De kleine Hertog", "Giroflé-Girofla", "La Marjolaine", "La Petite Mariée" en "De[Pg 86] dochter van Mme Angot". Met haar engageerde ik den bariton Vauthier en Delmas, die weldra triumfen zou vieren in "Carmen" en "Manon" in de "Opera-Comique", den komiek Coutard, de dugazon Mme Caïsso Sablairolles, de duegna Mme Henri, den dirigent Salvator Guerra en een koor van vier en twintig dames en vijftien heeren, in het geheel een gezelschap van ongeveer vijftig personen.
De kosten—het materiaal en de kostuums inbegrepen—kwam mij op 5600 francs per voorstelling te staan, een enorm bedrag, dat mij evenwel niet afschrikte gegeven de schitterende recettes, die ik het vorige jaar in dezelfde steden met Anna Judic en een gewoon comédie-vaudeville gezelschap gemaakt had.
Ik was in de meening een goeden slag te slaan en veel succes te oogsten en vol vertrouwen ondernam ik de reis naar Madrid, waar ik op veler steun rekenen kon.
De recette van den eersten avond bedroeg 7500 francs. Het Hof was aanwezig en dientengevolge de geheele Madridsche aristocratie. Was de voorstelling nu ook maar een succes geweest! De zaal bleef echter ijskoud, niettegenstaande de[Pg 87] moeite, die Jeanne Granier als "De kleine Hertog" zich gaf om het publiek te ontdooien.
Den volgenden avond met "La Petite Mariée" hadden wij een groot succes. Toch, wij maakten slechts 2500 francs recette.
In Madrid hangt alles van den eersten avond af. Dan beslist het publiek gedurende de pauze of het toegangsbewijzen in abonnementen zal omruilen of met die eerste voorstelling genoegen neemt, al naar gelang van het succes. Zonder abonnementen is het in Spanje niets gedaan. Een succesvolle première, al zijn de volgende opvoeringen veel minder, brengt geld in kas, omgekeerd kan men de kas gerust sluiten. Dit laatste troffen wij helaas. De zestien opvoeringen maakten gemiddeld hoogstens 2300 francs. Sommige avonden ontving ik niet meer dan 900 francs bruto.
Na Madrid bezochten wij Barcelona, waar we het al niet veel beter troffen. Den 26 Juni was er feest van den schutspatroon der stad en iedereen had mij gezegd, dat ik dien dag met een matinée veel geld zou verdienen. Ik besloot het er op te wagen en Jeanne Granier een extra 2000 francs te geven. Men had de waarheid gesproken. Er werd voor 11300 francs plaatsen genomen, de eerste uitverkochte zaal bij deze[Pg 88] "tournée". Niet weinig in mijn schik over dit buitenkansje, was ik bij het openen der loketten naar den schouwburg gegaan. Een piccolo spreekt mij daar aan.
—Usted senor Schürmann?
—Ja, vriend.
—Hier is een brief.
Ik open hem en mijn verwondering kent geen grenzen, toen ik lees: "Reken niet op mijn komst. Er is vanmiddag een schitterend stierengevecht, dat ik beslist wil bijwonen."
Jeanne Granier.
Er viel niets meer aan te doen en ik laat noodgedwongen mijn regisseur het publiek het bericht van Jeanne Granier meedeelen. In woede ontstoken gaat het publiek als wilden te keer. Zij werpen met de bankjes de spiegels stuk onder een helsch lawaai. Ik had voor meer dan 1400 francs schadevergoeding aan den eigenaar te betalen en de geheele tournée kwam mij op een verlies van niet minder dan 78000 francs te staan. In mijn contract had ik de clausule opgenomen: Wanneer een artiest in gebreke blijft en door zijn of haar toedoen de voorstelling niet plaats vindt, behalve bij ziekte door een geneesheer geconstateerd of bij geval van "force majeure",[Pg 89] heeft de artiest in kwestie de verloren recette geheel ter zijner laste.
Ik hield Jeanne Granier haar laatste "cachet" in, doch zij neemt daar geen genoegen mee en klaagt mij te Parijs voor het "Tribunal de Commerce" aan. Acht dagen later veroordeelt het tribunaal mij Jeanne Granier ook haar laatste "cachet" te betalen, behalve de kosten van het geding, van oordeel, dat de bewuste matinée niet in het contract gestipuleerd stond, dat slechts van een aantal "gegarandeerde" voorstellingen spreekt.
Veel pleizier heb ik aan deze tournée dus niet beleefd om van mijn verliezen maar niet eens te spreken!..[Pg 90]
Van alle artiesten, die ik sedert dertig jaar door Europa en Amerika heb rondgeleid heeft Ignace Paderewski mij wel het meest getroffen om zijn verregaande belangeloosheid en vrijgevigheid. De beroemde pianist kreeg voor elk concert vijf en twintig honderd francs en dit bedrag scheen zijn voor een groot deel behoeftigen landgenooten meer dan fabelachtig toe.
In elke stad waar hij optrad werd de groote artiest als 't ware met beden om hulp overstelpt. Hij, die slechts naar de ingevingen van zijn medelijdend hart luisterde, schonk vaak de geheele opbrengst van zijn concerten aan zijn arme Polen, in de meening, dat zijn geldbuidel nooit uitgeput raakte.
Eens kreeg ik bezoek van een Pool, die een uur in den wind naar drank en knoflook stonk.[Pg 91] Hij toonde mij een briefje van zijn "vriend" Paderewski, waarvan hier de inhoud.
M'n waarde Schürmann.
Brenger dezes, een huisvader met veel kinderen is volgens zijn zeggen van alles ontbloot. Ik wensch hem derhalve mijn cachet van heden avond af te staan en verzoek hem dit nu reeds ter hand te stellen. Geheel de uwe,
Ignace Paderewski.
Dit liep de spuigaten uit!.. Ik kon niet langer toezien, dat er aldus van zijn vrijgevigheid misbruik werd gemaakt.
—Heeft Paderewski u het bedrag reeds genoemd?
—Nee meneer.
—Hier zijn honderd francs.
—Honderd francs!.. U wilt me zeker wat wijsmaken.
—Hij ontvangt nooit meer. Hier zijn de vijf louis; u hebt nog alleen dit reçu te teekenen.
De drinkebroer zette zijn naam onder een kwitantie, streek de vijf goudstukken op en riep toen met een verachtend gebaar:
—Braniemakers, die artiesten!.... Honderd francs, het mocht wat daar zoo'n "drukkie" om te maken! Verbeelding hebben ze, anders niet!..[Pg 92]
Toen ik Paderewski de resteerende vier en twintig honderd francs dien avond ter hand stelde, had ik waarempel nog moeite hem aan zijn verstand te brengen, dat hij voor de zooveelste maal dupe van zijn vrijgevigheid was geweest en dat hij zijn geld wel beter kon besteden.
Een andere eigenaardigheid van Paderewski was zijn bijgeloof. De eerste maal dat hij voor een vreemd publiek optrad, trok hij steeds een oud, versleten jasje aan, waarvan de snit met de mode jaren ten achter was. Om niets ter wereld zou hij van zijn nieuwe kostuums gebruik maken, in dit jasje had hij zijn eerste groote succes behaald en hij beschouwde het als een soort talisman, zijn "porte-bonheur".
Verder was hij een aangenaam causeur, die urenlang na tafel en na afloop der concerten, want overdag was hij zeer matig en studeerde gemiddeld acht à tien uur—de leukste moppen wist te tappen, waarvan hij een eindelooze reeks steeds tot zijn beschikking had.
Behalve dat Paderewski door zijn bescheidenheid zich vele vrienden had verworven, gaf hij meermalen blijk van een belangeloosheid, waarover slechts weinig artiesten beschikken en zeker niet tegenover hun impresario.[Pg 93]
We gaven een concert te Reims en onverklaarbaar doch waar, de zaal was half bezet. In de pauze nam Paderewski mij ter zijde en zei:
—Je zult ditmaal wel niet veel ontvangen hebben.
—Nauwelijks 960 francs.
—En de avondkosten?
—Plus minus 840!
—Dat is een leelijke schadepost.
Toch bracht ik hem na afloop zijn overeengekomen cachet van twee duizend francs.
—Wat beteekent dat? en met een geeft hij mij de envelop terug. Dacht je nu werkelijk dat ik zoo onbescheiden was om twee duizend aan te nemen, als je zelf maar 120 overhoudt? Een artiest heeft dan alleen recht betaald te worden, wanneer hij zijn geld opbrengt. Nu deelen wij... Ieder 60 francs en daarmee basta.
Of ik hem nu al vertelde, dat ik hem nooit meer had gegeven op avonden dat ik een tien tot twaalf duizend francs ontving, vergeefsche moeite, hij wilde de envelop niet aannemen en ik was genoodzaakt het bedrag per aangeteekenden brief hem te doen toekomen.
Dat Paderewski deze hooge-cachets inderdaad noodig had spreekt van zelf, wanneer ik meedeel,[Pg 94] dat hij een belangrijk dédit te betalen had in geval de concerten reeks door zijn toedoen, om welke reden dan ook, onderbroken zou moeten worden. Bij zijn tournée door de Vereenigde Staten bepaald op vijf en twintig concerten had hij om tegen mogelijke schade gedekt te zijn, zich tot een New-Yorksche maatschappij gewend, wie de moeilijke taak te beurt viel de waarde zijner vingers in dollars te becijferen.
De uitslag dezer berekening was, dat de pianist een jaarlijksche premie van 203,744.47 francs moest betalen, waartegenover de maatschappij zich verplichtte, hem bij eenig ongeval, dat hem het gebruik van een zijner vingers onmogelijk zou maken, een schadeloosstelling van 51,098.12 francs per week te betalen, tot het tijdstip, waarop de pianist eventueel zijn vingers weer zou kunnen gebruiken. Paderewski's vingers werden dus voor meer dan 2-1/2 millioen francs per jaar verzekerd.
Nog lastiger lag het geval bij violist Jan Kubelik, daar bij het vioolspelen niet alle vingers juist evenveel noodig zijn als bij het klavierspelen. Men moest het dus eerst eens worden over de betrekkelijke waarde van iederen vinger afzonderlijk, en zoo werd er een geheel tarief opgemaakt volgens hetwelk aan Kubelik's linkerhand[Pg 95] drie vingers ieder op 272,000 francs geschat werden, de ringvinger op 220,000 francs, de pink op 25,000 francs, de duim aan de rechterhand op 272,000 francs en de wijsvinger op 210,000 francs. Een hevig meeninggeschil ontstond over de pink der rechterhand; men kende haar in 't geheel geen beteekenis toe bij het vioolspel—en zoo taxeerde men haar ten slotte op 47,000 francs.
De verzekeringmaatschappij heeft overigens met Kubelik een goede zaak gedaan, want zijn vingers behielden tijdens zijn Amerikaansche tournée al hun bewonderenswaardige lenigheid en bewegelijkheid.[Pg 96]
Zelden heb ik een viool virtuoos zulke ovaties zien brengen als aan Jan Kubelik, den jeugdigen Czech. Hij, Rubinstein en Paderewski zijn door het publiek op de handen gedragen en door hen is mij niet alleen veel roem maar ook een groot financieel succès te beurt gevallen.
Hoewel Frankrijk niet voor een bij uitstek muzikaal land doorgaat en men daar in het bijzonder voor piano of viool virtuozen zich weinig druk maakt, heb ik in de voornaamste steden steeds volle zalen met hen gehad en zijn zij om strijd toegejuicht.
Jan Kubelik verdiende in den beginne bij mij een niet buitengewoon bedrag, doch langzamerhand klom hij op tot 3500 francs per concert. Eerst toen hij vier, ja zelfs vijf duizend francs begon te vragen, bleef ik niet langer zijn[Pg 97] impresario, doch wèl zijn vriend en trouw bewonderaar.
Toen wij in 1904 te Genève concerten gaven, ontving ik bezoek van den intendant van barones Rothschild, die een kasteel in de omgeving bewoonde.
Hij vroeg mij wat ik voor een concert ten huize van zijn meesteres berekende. Ik deelde hem mede, dat ik voor Kubelik en zijn accompagnateur zes duizend francs vroeg.
Na verloop van eenige uren, kwam hij mij meedeelen, dat de barones dezen prijs wel wat te hoog vond.
—Het spijt mij, doch dit is het bedrag.
—Kom, meneer Schürmann, het is geen soirée, de barones houdt er van onder het hooren van goede muziek een sigaret te rooken en dat kan zij in het publiek niet doen, anders zou zij uw concerten in de Victoria-Hall wel komen bijwonen. Er komen hoogstens vier of vijf personen bij haar op bezoek.
—Zij kan zooveel gasten inviteeren, als zij zelf verkiest, dat doet aan den prijs niets af.
—Ik zal het de barones overbrengen.
—Doet U dat.
Wij waren aan tafel gegaan, toen de intendant zich wederom aanmeldde.[Pg 98]
—De barones biedt U 3500 francs, want het is maar voor een klein gehoor, zoo intiem mogelijk.
—Dat hebt U me reeds verteld. Wees U daarom zoo vriendelijk de barones te zeggen, dat wij geen afgedragen kleeren verkoopen en dat er bij ons niet af te dingen valt.
Ik heb den intendant nooit terug gezien.
Mijn zoontje was vijf jaar oud. Kubelik die met zijn vrouw in het Grand-Hôtel zijn intrek had genomen, had mij verzocht hem elken dag mijn zoontje met de gouvernante een uurtje op bezoek te zenden.
Nieuwsgierig te weten, wat hij daar uitvoerde, begaf ik mij onverwacht naar hun salon. Mevrouw Kubelik zat in een leuningstoel naar haar echtgenoot en mijn zoontje al lachend te kijken, want terwijl de jonge Gérard bezig was de cakewalk te dansen, liep Kubelik met zijn stradivarius achter hem aan. Zijn grootste genoegen was met hem te spelen en zijn liedjes op zijn viool te accompagneeren.
Eindelijk kwam Kubelik's vurige wensch in vervulling. Op zijn beurt werd hij vader, nog[Pg 99] wel van een tweeling. In December 1904 waren zijn dochtertjes juist een half jaar.
Wij gaven die maand een serie concerten in Spanje en Portugal.
In het Amelia-Theater te Lissabon had hij zoo'n kolossalen toeloop, dat met zijn vier concerten meer dan 50000 francs recette werden gemaakt.
Oporto deed voor de hoofdstad niet onder, ook hier oogstte hij het grootste succès, evenals te Madrid in het Apollo-théater. Den avond vóór het vierde en laatste concert zoekt Kubelik mijn administrateur op.
—Ik heb den spoorgids er op na geslagen. Om den avond vóór Kerstmis in mijn kasteel te Kolin in Boheme te zijn, moet ik van avond reeds den trein nemen.
—Wat wilt U doen! Ons plotseling in den steek laten! Dat gaat immers niet! Er is voor 11000 francs reeds besproken en dan komt Barcelona nog aan de beurt, waar de twee aangekondigde concerten ook reeds uitverkocht zijn. Vóór dien tijd kunt U onmogelijk op reis gaan.
—Toch doe ik dat. Ik wil het Kerstfeest bij mijn kinderen vieren.
—Zij zijn eerst een half jaar oud!
—Doet er niet toe, het Kerstfeest is een[Pg 100] familiefeest en daarom wil ik het te midden der mijnen gaan vieren.
—En de uitverkochte zalen, het ontevreden publiek, uw contract met den heer Schürmann?
—Dat beteekent allemaal niets. U betaalt den directeur de schadevergoeding. U belooft het publiek, dat ik binnenkort terug kom en wat Schürmann betreft, hij zal niets zeggen. Onze vriend heeft reeds genoeg geld met mij verdiend, zoodat hij deze kleine opoffering zich wel zal getroosten.
Hierop vertrok Kubelik naar Boheme zonder zich verder aan iets te storen.[Pg 101]
Een zeer groot artieste, de beste Marguérite die ik in Gounod's meesterwerk ooit gehoord heb. Een kristalheldere stem, met aangenaam "timbre". Vandaar dat zij langen tijd alle liefhebbers van opera muziek in den zevenden hemel meevoerde. Door haar huwelijk met graaf Angel del Casa Miranda, den vriend en metgezel van den overleden koning van Spanje Alphons XII heeft zij het tooneel te vroeg den rug toegekeerd.
Christine Nilson, de Zweedsche nachtegaal heeft de wereld rondgereisd onder geleide van Maurice Strakosch, den zwager en leeraar van Adelina Patti, den onovertrefbaren impresario voor zangeressen. Hij en Ullman, de groote organisator van concerten over de heele wereld, zijn de eenige impresarii van naam geweest, die de vorige eeuw gekend heeft[Pg 102] en wier opvolger nog steeds geboren moet worden; kortom zeer bijzondere menschen in hun vak.
Ik toefde juist te Hamburg, waar Christine Nilson dien avond een groot concert zou geven na een succesvolle tournée door Scandinavië, toen ik Maurice Strakosch op straat tegenkwam, die mij meenam naar één van de fijnste zilverwinkels uit de buurt. Wij gaan het magazijn binnen, waar Strakosch een prachtig gedreven massief zilveren fruitschaal van nabij beziet, die hij in de étalage had opgemerkt.
—Wat is de prijs van dit kunstwerk?
—Acht duizend vijf honderd mark.
—Dat is geen kleinigheid.... Het bevalt me echter.... Ik wil het wel hebben.
—Waar moet ik het dan laten bezorgen?
—Wacht even, zoover zijn we nog niet. Ik ben Maurice Strakosch, de impresario van de groote, onvergelijkelijke zangeres Christine Nilson, wier naam u natuurlijk wel eens gehoord zult hebben.
—Zooals iedereen.
—Over twee dagen geven wij hier een groot concert, waarvoor de entree-billetten overal te koop zijn. Als de zaal uitverkocht is, waaraan ik trouwens in andere steden gewoon ben[Pg 103] geraakt, dan neem ik die schaal en u kunt haar den volgenden dag met de quitantie bij mij laten bezorgen in Hôtel Hamburgerhof. Mochten er echter toch nog plaatsen onbezet blijven, dan zie ik van den koop af.
Hierop verlieten wij den winkel om eenige straten verder een nieuwe zaak binnen te loopen.
—Wat gaat u nu beginnen?
—De zelfde geschiedenis van zooeven. Aldoende heb ik reeds twee winkeliers gevonden, die kosteloos reclame voor mij maken. Ga je nog verder mee?
Het vooruitzicht op een bezoek bij de voornaamste zilver- en goudmagazijnen van Hamburg trok mij weinig aan. Ik nam dus afscheid, terwijl Strakosch kalm met "winkelen" voortging.
Den avond van de voorstelling verdrong men zich letterlijk voor den schouwburg. Verschillende winkeliers hadden bij hun klanten voor het concert van Christine Nilson zulk een reclame gemaakt, dat de billetten reeds uren te voren alle uitverkocht waren. Maurice Strakosch wreef zich de handen van genoegen, dat zijn "truc" zoo wonderwel geslaagd was.
—Dat marcheert prachtig, waren mijn eerste[Pg 104] woorden, toen ik hem bij de contrôle zag staan.
—Inderdaad.
—Mevrouw Strakosch zal ook in haar schik zijn.
—Hoezoo?
—Over al die cadeaux voor haar zilverkast.
—Meen je dat werkelijk?
—Dacht je dan dat ze zouden vergeten morgen de uitgezochte voorwerpen aan het hôtel te zenden?
—Dat niet, maar ik zal er niet op blijven wachten. Ik heb hier een afschrift van een brief bij me, waarvan ik er ongeveer zeven en twintig heb laten schrijven en die ik zoo straks in de bus ga werpen.
De heeren ontvangen ze dan morgen vroeg met de eerste post.
Ik zal je het even voorlezen.
Meneer.
"Ik heb u gezegd, dat ik het uitgezochte voorwerp bij u zou koopen, op voorwaarde dat het concert van Mme Nilson geheel uitverkocht is. Tot mijn grooten spijt zijn er echter een dertig tal plaatsen overgebleven en hierdoor zie ik mij genoodzaakt van den koop af te[Pg 105] zien. In de hoop een volgend maal voorspoediger te zijn, verblijf ik. enz. enz."
Als je wilt, kan je dezen truc later eens voor je zelf toepassen, alleen raad ik je dan aan hem niet al te vlug in Hamburg te herhalen.
Een door en door edel karakter, spreekt nooit kwaad van haar collega's en is er altijd op uit hen behulpzaam te zijn of met raad te dienen. Het eenige wat ik op haar weet af te dingen; zij kent geen waarde van geld. Wat zij met haar verrukkelijke stem verdient, geeft zij op ruime schaal weer uit. Even kwistig als Paderewski liet zij zich door behoeftige landgenooten exploiteeren en hierin lieten de Russen zich evenmin als de Polen onbetuigd.
Felia Litvinne beschikt over een heerlijk geluid, dat steeds even frisch en krachtig klonk. Haar glansrollen waarmee zij te Parijs het grootste succes genoot, waren die van Richard Wagner, in de eerste plaats haar onovertrefbare Brünhilde.
Russin van geboorte, was zij in hart en nieren een Française. Vandaar dat men te Parijs[Pg 107] zoo zeer met haar op had. Afgaande op het doorslaand succes, dat zij met haar Wagner-rollen genoot, sloeg ik haar voor met mij een groote tournée door Duitschland te ondernemen, overtuigd veel geld met haar te verdienen en overal den zelfden bijval te verwerven, dien zij te Parijs oogstte.
Helaas, ik had mij ditmaal sterk vergist en ben bedrogen uitgekomen. Niettegenstaande het publiek telkens in geestdrift geraakte en de kranten haar overal lof toezwaaiden, bleven de recettes vrijwel onvoldoende en maakte ik ternauwernood de kosten goed. Niet weinig onthutst door dien tegenslag, informeerde ik naar alle kanten, wat daarvan toch wel de reden kon zijn.
Aldus werd mij het geval verklaard.
Ik had haar natuurlijk aangekondigd als één der eerste sterren van de Parijsche Opera. Het publiek in de veronderstelling een elegante Parisienne met een zoo niet omvangrijke dan toch lieve stem te hooren, zag zich in hun verwachting teleurgesteld. Litvinne's stem was én geschoold én krachtig. Zij toonde daarbij een volleerde actrice te zijn, doch haar lichaamsomvang stond haar in den weg. Het Duitsche publiek is dit van hun eigen zangeressen[Pg 108] gewoon. Het wil van een Parijsche zangeres iets anders zien en hooren, meer in overeenstemming met de illusie, die opera-heldinnen bij den tenor of baryton moeten opwekken.
Ik begreep toen voor het eerst, dat wilde ik een volgend maal met een Fransche zangeres over den Rijn succes hebben, ik in de eerste plaats op de élégance en op het uiterlijk mijner zangeressen had te letten.[Pg 109]
Een van de zwaarste en moeilijkst te arrangeeren tournées zijn die van het orkest Lamoureux geweest.
Door Europa te trekken met een gezelschap van honderd-tien musici, plus de zorg voor twee wagonladingen instrumenten en requisieten is geen alledaagsch werk. Toch is het mij mogen gelukken het beroemde orkest Lamoureux door Holland, België, Zwitserland, Duitschland, Spanje en Portugal rond te leiden en overal is mijn moeite met succès beloond geworden. Dit bewonderenswaardig ensemble van eerste musici, zooals wellicht geen enkel orkest kan aanwijzen, zelfs niet het Amsterdamsch orkest van Willem Mengelberg heeft onder aanvoering van Charles Lamoureux en later onder zijn schoonzoon Camille Chevillard overal een enthousiast onthaal gehad.[Pg 110]
Bij één onzer concerten in het Concertgebouw te Amsterdam, bezocht ik met Charles Lamoureux het Rijksmuseum. In één der zalen troffen wij twee orkest-leden aan, die zoo zeer onder den indruk schenen van Rembrandt's "Nachtwacht", dat zij ons niet opmerkten.
—Laten wij hen niet storen, fluisterde Lamoureux mij in.
Den volgenden dag bij de repetitie hield de dirigent vóór den aanvang een kleinen speech.
—Gisteren trof ik twee van uw collega's in het Museum geheel verdiept in het aanschouwen der meesterwerken van de Hollandsche school. Dit heeft mij sterk getroffen en verblijd, want het bewees me, dat er enkelen onder U zijn, die op reis hun tijd besteden met zich te ontwikkelen en niet tevreden zijn met door de straten te flaneeren of naar een koffiehuis te gaan. Zulk een daad van goeden smaak wensch ik aan te moedigen en ik heb derhalve hun een gratificatie van honderd francs geschonken in de hoop, dat zij er mee zullen voortgaan.
Den dag daarop gaven we een uitvoering in den Haag. Terstond na afloop van de repetitie spoedden verscheidene orkestleden zich naar het museum, doch Lamoureux verscheen er dien dag niet.[Pg 111]
De beroemde dirigent hield van lekker eten en was gewoon nog al lang te "tafelen". Wij logeerden in het Doelen-hotel en ons diner was juist ten einde, toen ik op mijn horloge zag en bemerkte dat het al over zeven was.
Ik stond haastig op en zei tot Lamoureux:
—Het is reeds zeven uur en het concert begint hier precies om acht. Daar het Concertgebouw nog al ver afligt, per rijtuig minstens een kwartier, moeten we ons gereed gaan maken.
—Waartoe. Ik wil eerst nog een pijp rooken.
—Dan wordt het beslist te laat!
—Onmogelijk, ik heb een bewijs om direkt door te rijden.
—Daar zou ik maar niet te zeer op vertrouwen.
—Ga gerust maar vooruit, ik heb nog wel den tijd. Ik ben gekleed en kan terstond den dirigeerstoel beklimmen. Tot straks.
Om geen verderen tijd te verliezen, vertrok ik met Camille Chevillard. Weldra kon ons rijtuig niet verder en vóór ons zagen wij een onafzienbare rij coupé's, als of de geheele stad leeg gestroomd was. Bevreesd dat Lamoureux ook zijn beurt zou moeten afwachten, wilde ik hem gaan waarschuwen, doch wij moesten in de rij blijven.
Eindelijk voor den ingang gekomen, zie ik,[Pg 112] dat het reeds vijf minuten over acht is en wij hebben bijna veertig minuten voor onzen rit noodig gehad.
Het slaat acht uur, doch natuurlijk geen Lamoureux. Tien minuten over achten is hij er nog niet, terwijl de zaal reeds geheel gevuld is. Eindelijk komt hij buiten adem met slik bespet, aanloopen, ruim een kwartier over den tijd.
Wat was er gebeurd?
Na zijn pijp gerookt te hebben, liet Lamoureux een rijtuig voorkomen dat weldra als alle anderen stil moest houden. Lamoureux laat het raampje neer, buigt zich naar voren, ziet nog wel dertig koetsen vóór zich, die rustig hun beurt afwachten met doorrijden, terwijl de regen in stroomen neergudst. Lamoureux blijft een tijdlang zitten, dan verliest hij zijn geduld en wenkt met druk gebaar een politie agent, die de orde staat te bewaren.
—Wat is er van uw verlangen?
—Ik ben Charles Lamoureux, ik moet het orkest dirigeeren. Kunt u mij niet even laten doorrijden?
De agent verstaat natuurlijk geen woord en haalt zijn schouders op.
Woedend herhaalt Lamoureux zijn vraag met de volgende gebaren.[Pg 113]
—Ik ... Lamoureux ... maat slaan ... doorrijden, ... ja ... Lamoureux!
—Begrepen, meneer... U moet naar Lamoureux, net als alle anderen. Wacht U dan maar kalm tot er ruimte komt.
Toen duwde Lamoureux het portier open en snelde te voet onder den stortregen naar den ingang, zoodat hij—slechts een kwartier over den tijd—kon beginnen.[Pg 114]
Haar eerste optreden te Parijs in de groote zaal van het "Trocadero" genoot niet die geestdriftige ontvangst, waarop de blootvoetige danseres meende te mogen rekenen. Alleen een klein groepje artiesten, schilders, beeldhouwers en enkele verlichte kunstliefhebbers hadden het belang van deze hervorming der danskunst ingezien en begrepen. De kritiek bleef zich sceptisch, onverschillig toonen, terwijl het publiek schitterde door afwezigheid.
Vol vertrouwen en bewust van haar artistieke waarde keerde de Amerikaansche danseres naar Duitschland terug, waar zij reeds eerder een trouwe schaar bewonderaars zich had verworven. Zij vond hier steun bij enkele rijke kunstbeschermers, die haar in staat stelden in de nabijheid van Berlijn in het Grünewald een school voor jonge meisjes op te richten, die zij volgens haar[Pg 115] voorschriften zou opleiden. Een twintigtal leerlingen werden haar door ouders, waarvan de meesten onbemiddeld waren, toevertrouwd, op voorwaarde, dat zij hun dochters tot haar achttiende jaar geheel op eigen kosten zou onderhouden en voor haar artistieke en moreele opvoeding zorg zou dragen. Onder leiding van haar zuster en van door haar gekozen leeraren maakten deze meisjes zulke snelle vorderingen, dat zij na afloop van één studiejaar zich reeds in het publiek konden vertoonen en Isadora Duncan bij haar antieke dansen behulpzaam waren.
Tijdens de voorstellingen te Berlijn ontving miss Duncan een brief van één harer landgenooten, miss Maud Allan, waarin zij vol bewondering voor de groote danseres haar verzocht de uitvoeringen van nabij te mogen bijwonen. Niet genoegzaam bij kas telkens een fauteuil te bekostigen, wilde zij gaarne elken avond de voorstelling tusschen de coulissen volgen. Isadora Duncan stond haar dit gaarne toe en van nu af woonde de jeugdige Amerikaansche de artistieke evolutiën van miss Duncan en haar klasse geregeld achter de schermen bij.[Pg 116]
Het succes dezer voorstellingen tart elke beschrijving. Men was hier letterlijk verzot op deze nieuwe kunst. Litteratoren van naam, de beroemdste kritici schreven over haar danskunst artikelen vol bewondering en het publiek bleef toestroomen, terwijl men recettes maakte van tien à twaalf duizend francs. De directie van de keizerlijke schouwburgen in Rusland verzocht miss Duncan en haar leerlingen naar Petersburg en Moskou te komen. De geestdrift der Slaven overtrof zelfs die der Duitschers, overal trad zij voor uitverkochte zalen op. Om het publiek van andere steden tevreden te stellen bezocht men eveneens Kiew, Charkow, Odessa en Warschau.
Na Rusland kwam Holland aan de beurt. Ook hier te lande werd met de gewoonlijke reserve en nuchterheid gebroken en ontstond er een ware "rage" Duncan te zien dansen, hetgeen in een spotlied van den Hollandschen zanger Speenhoff vereeuwigd is. Ik vond daarom het oogenblik gunstig een serie voorstellingen te Londen te geven, waar miss Duncan eerst weinig lust in scheen te hebben. Zij liet zich evenwel door mij bepraten en na een contract voor dertig voorstellingen te hebben afgesloten,[Pg 117] begaven wij ons naar Engelands hoofdstad. Ik stuitte echter terstond op een groote moeilijkheid. Reeds een half jaar lang werd de grootste en fraaiste "music-hall" der metropool, het "Palace-Theâter" druk bezocht om miss Maud Allan als "Salomé" en in andere exotische creaties te zien dansen, die alle door miss Duncan reeds waren vertoond. De kleine Amerikaansche, die te Berlijn haar oogen goed de kost had gegeven, had zich te Londen als een eerste ster ontwikkeld en was de lieveling van het publiek geworden.
Voor het Londensch publiek was zij de uitvindster van deze nieuwe dansen en werd zij eveneens als de hervormster der antieke dansen beschouwd. Alle andere groote "music-halls" trachtten nu danseressen met bloote beenen te lanceeren, doch zonder succès, want men ontdekte spoedig, dat dit namaak was. Een oogenblik was ik bang, dat miss Duncan hier evenmin in den smaak zou vallen. Niettegenstaande mijn angst sloot ik met Charles Frohmann een contract af voor de maanden Mei en Juni, waarbij miss Duncan zou optreden in den "Duke of York" schouwburg.
Alles liep in den beginne vlot van stapel. Er[Pg 118] was voor veel geld reeds besproken en ik had reden me zelf geluk te wenschen. Onze Berlijnsche gast zou echter weldra roet in het eten werpen, want zij gaf in enkele interviews te kennen, dat miss Isadora Duncan haar volkomen onbekend was en zij nog nimmer van haar had hooren spreken; dat de antieke dansen door haar uitgevonden en haar uitsluitend eigendom waren en wanneer er tenslotte toch een miss Duncan bestond, zij waarschijnlijk één van die talrijke navolgsters moest zijn, die het publiek wel van de wàre danseressen zou weten te onderscheiden.
Frohmann was gewoon perplex over die brutaliteit, temeer, omdat het publiek aan de woorden van Maud Allan geloof sloeg. Gelukkig wist ik nog bijtijds dit gevaar af te wenden, want miss Duncan bezat nog altijd een schrijven van haar uit Berlijn, dat ik zoo vrij was in de kranten te laten publiceeren. Dit hielp. Bij de eerste voorstelling "De dansen van Iphigenia" was het gebouw tjokvol en wel met een elite publiek, nieuwsgierig hun oordeel over beide mededingsters te vellen. Miss Duncan nam ook hier aller harten stormenderhand in. Gedurende een maand was avond aan avond de[Pg 119] zaal zoo goed als uitverkocht. Koning Edward VII vereerde ons driemaal met zijn tegenwoordigheid en droeg mij op miss Duncan zijn bewondering voor haar kunst over te brengen. Koningin Alexandra is zelfs zeven maal de voorstelling bij komen wonen. Wegens dit ongeëvenaard succes haastte Frohmann zich met mij een contract te sluiten voor een tournée van twintig weken door Noord-Amerika.
Wij zouden tegen September te New-York onzer voorstellingen aanvangen. Vanaf begin Juli kreeg ik telegram op telegram met dringend verzoek om reeds in Augustus te beginnen. Eerst weigerde ik, maar de belofte van de schitterende recettes, die mij te wachten stonden, deden mij besluiten toe te geven.
Wij kwamen te New-York aan toen het daar snikheet was, vandaar dat iedereen, die het maar eenigszins doen kon de stad ontvlucht was om aan zee wat koelte te zoeken. Onder die omstandigheden trad Miss Duncan voor stoelen en banken op. Frohmann woedend over deze mislukte speculatie wilde niet toegeven, dat hij zelf de schuld hiervan droeg door eigenzinnig in deze hondsdagen met onze tournée te beginnen. Men maakte nauwelijks 1000 dollar[Pg 120] gemiddeld per dag, wat gegeven de ontzaglijke onkosten—in Amerika zijn èn de huur, de publiciteit, de orkestleden èn overige employés wel vijf maal zoo duur als in Europa—geen geringe tegenvaller was. Ons "deficit" werd dan ook bij den dag grooter. Wij trekken naar Ontario, bezoeken Philadelphia en Boston, doch de ondragelijke hitte neemt niets af en het resultaat is al even bedroevend, niettegenstaande Miss Duncan, die nu zonder haar leerlingen reist, steeds op een artistiek succès kan bogen.
Ontmoedigd toont Frohmann zich thans een volbloed Yankee. "It is a failure, I made a mistake," dus stop gezet met verdere reclame, de zaak is nu eenmaal toch verloren. Elken avond wordt het aantal orkestleden ingekort. Per contract had ik recht op twee en dertig, weldra blijven er slechts vijftien over en of ik al reclameer, het helpt geen zier. Mr. Frohmann blijft onzichtbaar en zijn "manager" Mr. Hayman mompelt bij elke nieuwe reclamatie kort af: "Go to hell!" .... Wanneer hij goed geluimd is, geeft hij mij den raad het contract eenvoudig te verbreken en naar Europa terug te keeren. Eindelijk komen we te Buffalo aan. In het geheel zijn er nu nog maar zeven orkestleden[Pg 121] aanwezig. Om de orkestruimte aan te vullen, had men notabene! wat kerels van de straat genomen, die van hun leven misschien nog geen instrument in handen hadden gehad. Op zoo'n manier moest ik het bijltje er wel bij neer leggen om de reputatie van Miss Duncan er niet verder aan te wagen en haar voor een eventueel echec te vrijwaren. Dies zocht ik voor de zooveelste maal Mr. Hayman op en verklaarde de tournée verder op te zullen geven, op voorwaarde, dat de terugreis naar Europa van Miss Duncan en mijn personeel op kosten van Charles Frohmann zou geschieden, hetgeen hij aannam.
Te New-York teruggekeerd besloot ik met het symphonie orkest van Walter Damrosch één enkele buitengewone matinée in het "Metropolitan-Opera-House" te geven. Nauwelijks zijn de affiches aangeplakt of het bespreekbureau wordt bestormd, het deftige publiek is inmiddels van hun buitenverblijven teruggekeerd en ik was de eerste die daar nu partij van trok. In plaats van een schamele duizend dollar, die wij onder leiding van den ondervoorzitter der Amerikaansche tooneeltrust hadden geind, maakte deze matinée wel zeven maal zooveel en Miss Duncan heeft bovendien een overweldigend succès.[Pg 122]
Deze eerste matinée wordt dan ook door zes andere gevolgd en de ontvangsten wisselen tusschen de 35 à 40 duizend francs. Opnieuw bezoek ik nu Boston, Chicago, Philadelphia. Overal waar wij eerst zoo'n financieelen pech hadden, stroomt nu het geld binnen, zoodat Miss Duncan aan het einde van haar kunstreis niet minder dan vier honderd duizend francs overhield.
Groote ergernis van Frohmann, die zich zoozeer in zijn "flair" bedrogen had. Hij was echter nog niet van mij af, daar hij geweigerd had de kosten van de terugreis te dragen en ik een ander contract voor een aantal voorstellingen door Mimi Aguglia en haar Siciliaansch gezelschap te New-York met Frohmann loopende had. Ik telegrafeer aan mijn secretaris, dat hij voorloopig maar niet op het betwiste bedrag moet aandringen en dat ik zelf bij mijn komst te New-York het wel zal komen regelen.
Ik had echter al even weinig succes als mijn secretaris en daar ik niet van plan was Frohmann ongeveer vijf duizend francs te schenken, besloot ik een advocaat te raadplegen, die mij een procès ten zeerste afried. Primo zou mij dit een schep geld kosten en secundo zou het zeer twijfelachtig zijn of ik op den langen duur iets van[Pg 123] Frohmann los kreeg. Toen kwam ik plotseling op het volgend denkbeeld. Frohmann logeerde in het zelfde hotel Astor. Ik verzocht hem om een onderhoud, dat hij mij terstond verleende, daar hij op 't punt stond naar Chicago te reizen.
—Waarde Vriend, neem me niet kwalijk, dat ik je kom derangeeren, maar ik reken er op, dat je me uit de verlegenheid redt. Ik heb mijn gezelschap te betalen en ben op 't oogenblik zonder voldoende contanten.
Om geld te laten overkomen, zelfs per telegram gaan minstens drie dagen heen, kun je me niet een zes duizend francs leenen?
—"All right" en meteen teekende hij een cheque van twaalf honderd dollar. Den volgenden dag ontving hij onderstaanden aangeteekenden brief.
Waarde Vriend. Je hebt me gisteren zes duizend francs geleend. Daar ik evenwel een vijf duizend te vorderen heb voor de onkosten der terugreis van Miss Duncan, zal ik het resteerende tot je beschikking houden en daarmee zijn we dan quitte. Met handdruk,
Jos. J. Schürmann.
De beroemde manager mag bij zich zelf[Pg 124] gevloekt hebben. Ik was op de "Provence" toen hij mijn brief ontving en goed en wel met zijn cheque op weg naar Frankrijk. Hij hield zich evenwel niet voor geslagen en eischte bij mijn terugkeer te Parijs het geld op. Dit was juist wat ik op het oog had. Onze kwestie te laten uitvechten voor het Fransche gerecht. Het procès kwam voor het "Tribunal de commerce" en Frohmann werd voor het verschuldigde bedrag veroordeeld plus de kosten. Het bedrag van zijn cheque was hiermee terugbetaald en ik had over mijn machtigen tegenstander gezegevierd.
"Tournées" door Amerika zijn voor impresario's steeds een gevaarlijke onderneming, vooral tooneelvoorstellingen in een vreemde taal. Men kan de dwaaste stukken met de onbeteekenendste artisten in het Engelsch vertoonen en geld maken, doch komt er een Fransch of Italiaansch gezelschap met aan het hoofd een ster van den eersten rang naar de Vereenigde Staten, dan heeft men veel kans niet eens de kosten goed te maken.
Réjane, Mounet-Sully, Novelli, Mimi Aguglia speelden daar vaak voor stoelen en banken, alleen Sarah Bernhardt en Eleonora Duse, de eerste nog meer dan[Pg 125] de tweede, hebben er steeds het grootste succès gehad. Men kwam niet om te oordeelen of om haar spel, doch alleen en uitsluitend om te kunnen zeggen: "We hebben haar gezien!"
Niettegenstaande de opwekkende kranten artikelen en een uitstekend geschreven kroniek van Allan Dale, den Sarcey van New-York, een uitgebreide publiciteit in de "New York Herald", die meer dan vijftien portretten van Mimi Aguglia in verschillende rollen opnam, maakten we ternauwernood een half volle zaal, terwijl ik bovendien een groot electrisch reclamebord boven den Broadway Schouwburg had laten plaatsen: "De beroemde Mimi en haar Siciliaansche artisten." Toch telt New York meer dan vier honderd duizend Italianen, waaronder een honderd duizend Siciliërs.
Réjane deelde in het zelfde lot. Bij Mounet-Sully was het nog slimmer. Men weigerde zelfs van de vrijbilletten gebruik te maken.
Iemand, die mij een dienst had bewezen en wien ik een entrée aanbood, was er niet het minst op gesteld.
—Ik versta hem niet. Ik neem best aan, dat hij één der eerste artiesten is, dat vertellen mij reeds de kranten, maar om den geheelen avond[Pg 126] klanken te hooren, die ik niet versta, dank je wel!
Er viel niets tegen in te brengen..... Met uitzondering van opera's maakt men in Amerika gewoonlijk geen recettes, tenzij in de taal van het land.
English for ever![Pg 127]
Een groote, zeer groote tooneelspeelster, met begrip van haar kunst. Zij weet zich in elke rol geheel in te leven en beschikt behalve over vele natuurlijke gaven over een zeer persoonlijk talent.
Niettegenstaande haar talrijke successen, zoowel in de "Comédie Française", het "Odéon", de "Vaudeville" als in het "Théâtre Antoine" is het haar toch nooit mogen gelukken de ster van een vast gezelschap te worden of een duurzame plaats in het hart der Parijzenaars in te nemen. Met evenveel aanleg als Mmes Bartet, Segond-Wéber en Réjane wordt Suzanne Desprès te Parijs slechts voor bepaalde rollen geëngageerd.
Ook in haar vertolking van Racine's "Phèdre" heeft zij bewijs gegeven van haar goed begrip en van een persoonlijke opvatting, toch mist[Pg 128] zij zoo goed als alles voor een klassieke stijlvolle uitbeelding.
Overtuigd dat haar talent in Duitschland gewaardeerd zou worden, engageerde ik haar voor één mijner tournées door de Bondstaten. Ik vergiste mij niet, want haar succes nam toe, waar zij ook optrad. In het eerst waren de Duitschers eenigszins verbaasd een Parijsche actrice te zien spelen, met zoo weinig "mondaine elegance". Daarna verheugden zij zich, dat haar spel zoo frappant op dat van hun eigen geliefde tooneelspeelsters geleek. Een bekend kritikus van één der Berlijnsche bladen schreef: Deze Parisienne had even goed aan de Spree geboren kunnen zijn!
Wat vooràl in Suzanne Desprès aantrekt, is haar vroolijk humeur, niettegenstaande haar uiterlijk iets melankolieks over zich heeft. Zij is bovendien een onderhoudende reismakker, die niet spoedig tegen vermoeienis opziet. Bevriend met en bezorgd voor haar reisgenooten, leeft zij met hen op voet van gelijkheid zonder zich op haar "étoile en vedette" ook maar het minst te laten voorstaan. Dochter van een treinmachinist van den Oosterspoorweg is zij een echte Parijsche "gamine" gebleven, voelt zich daarbij in elke[Pg 129] omgeving thuis en op haar gemak. Haar aangeboren "esprit" van kind uit het volk zonder school en opleiding verlaat haar nooit, terwijl zij haar kennis door energie en eigen studie verworven heeft. Openhartig en zonder omwegen komt zij steeds voor haar meening uit en wie haar heeft leeren kennen zooals ik, weet dat er steeds staat op haar te maken valt. Vandaar dat ik aan Suzanne Desprès mijn beste herinneringen bewaar.
Nadat mijn bewerking van Björnson's "Faillissement" in het Théâter-Antoine was opgevoerd, wist ik haar ook voor Ibsen te winnen.
Door haar vertolking van "Nora" heeft zij veel tot de bekendheid met de Scandinavische tooneel-literatuur te Parijs bijgedragen. Haar vertolking van "Nora" toont over het geheel overeenkomst met die van Eleonora Duse en staat dan ook zeer hoog.
Met de "Roode Toga" van Brieux begonnen wij onze tournée in het Schauspielhaus te Dresden. Haar Yanetta werd om strijd geprezen.
Den volgenden avond had zij een even groot succès met "Le Détour" van Bernstein (hier te lande bekend onder de titel "Langs een Omweg"), hoewel de zaal toen minder goed bezet was.[Pg 130]
Van Dresden begaven wij ons naar Praag, waar wij oorspronkelijk "Nora" zouden geven. De vrouw van den directeur van het Stadt-theater had deze rol hier reeds verscheidene malen gespeeld en verzette zich tegen de opvoering. Daarom waren wij genoodzaakt "Le Détour" aan te kondigen. Van Praag reisden wij naar Dresden, waar Suzanne Desprès in het Opernhaus optrad om vervolgens te Hamburg een serie voorstellingen te geven in het Thalia Théâter van "La Robe Rouge", "Nora", "La Fille Elise", "Poil de Carotte" en "Denise".
Dank zij mijn persoonlijke relaties gelukte het mij om bij de eerste voorstelling te Berlijn in het "Neues Theater" het bezoek van den Keizer te kunnen aankondigen. De affiches werden met den keizerlijken adelaar bedrukt, benevens de speciale vermelding: Auf allerhöchstes Befehl. Tegen mijn verwachting had de keizer te kennen gegeven een klassieke voorstelling te willen bijwonen en daartoe werd Racine's "Phèdre" uitgekozen.
Zooals ik dat voorzien had, was deze vertooning lang niet vlekkeloos.
De Keizer ontbood mij in zijn loge, onderhield zich een tijdlang met mij over de[Pg 131] vertolking van dit meesterwerk, waarop hij slechts tegen had: het vulgaire, weinig waardige van het gegeven.
Ik verzocht toen Zijn Majesteit een andere voorstelling bij te wonen van een modern stuk om zich een definitieve meening aangaande Suzanne Desprès en haar gezelschap te vormen. De keizer besloot "La Robe rouge", dat vijf dagen later vertoond zou worden te komen zien, waarin volgens mijn meening Suzanne zich van haar beste zijde deed kennen. Niettegenstaande het geringe succès van "Phèdre", maakten we volle zalen met "Nora," "Le Détour" en met "L'Ainée" van Jules Lemaître. Met "La Gioconda" van d'Annunzio werd slechts twee duizend francs gemaakt. Iedereen wilde de herinnering aan Eleonora Duse onaangetast laten, die in deze rol te Berlijn haar grootste triumphen had gevierd. Overigens was de tegenwoordigheid van den Keizer bij de eerste voorstelling voldoende geweest om den schouwburg te vullen. Evenals te Londen beschouwt men te Berlijn het als een hulde aan het vorstenhuis om zich bij zulk een vertooning te gaan amuseeren of ... vervelen, wanneer het hoofd van Staat den schouwburg met zijn bezoek vereert.[Pg 132]
Den zesden dag van ons verblijf te Berlijn gaven wij "La Robe Rouge" wederom op "hoog bevel." De keizer verscheen op de minuut van het aangegeven uur af, vergezeld van de keizerin, de kroonprins en -prinses, prins Eitel-Friedrich en de geheele hofhouding in gala. Ditmaal viel er op de voorstelling niets te zeggen. Suzanne Desprès overtrof zich zelf en speelde met een vuur, een bezieling, die iedereen onder haar suggestie bracht. De keizer was er zeer over voldaan en verzocht mij Suzanne Desprès aan hem voor te stellen. Ik ging haar terstond opzoeken.
—Suzanne, de keizer ontbiedt je om je te complimenteeren. Ik kom je op zijn verzoek halen. Ga vlug mee.
—De keizer? Moet ik gaan?
—Natuurlijk, vraag je dat nog?
—Ja wel, maar ik heb nog nooit met een vorst gesproken. Ik weet niet hoe ik mij voor moet stellen, hem begroeten, noch wat ik zeggen moet.
—Toon je gewoon zooals je altijd bent en antwoordt hem, zooals je een gewoon sterveling zoudt antwoorden. Wees je zelf, dat lukt steeds het best.[Pg 133]
Niet weinig ontroerd neemt zij mijn arm en ik begeleid haar naar de keizerlijke loge.
De keizer wacht haar op, loopt haar tegemoet en zegt haar, terwijl hij haar de hand reikt.
—Mevrouw, U hebt uw rol verrukkelijk gespeeld, als een groot artiest. Ik mocht haar reeds van Mme Réjane eenmaal bijwonen. Ook de keizerin is sterk onder den indruk en verheugt zich over het succes, dat u zoo waardig verdiend hebt.
Daarop onderhield zich de keizer nog een tijdlang over de verschillende groote Parijsche artiesten, die hij reeds gezien had en die hij zeer bewondert, over litteratuur en over tooneel, waarbij hij het betreurde, dat in den laatsten tijd de stukken zoo vulgair werden.
—Wat een volk noodig heeft zijn edele en verheven gevoelens. Het dagelijksch leven is reeds genoegzaam plat en weinig verheffend om dat nog eens opnieuw op de planken gade te slaan. Ik houd dààrom zoo van uw klassieken, omdat zij verheven gevoelens bij ons opwekken, omdat zij den goeden smaak bevorderen en tot daden van zelfopoffering en moed prikkelen. Het is mij steeds zeer aangenaam, wanneer uw artiesten mijn hoofdstad bezoeken en mijn volk[Pg 134] met die werken in kennis brengen, die uw litteratuur tot eer strekken. Men zal hier nooit genoeg Corneille en Racine bewonderen en ik voel mij gelukkig tot hun succes door mijn tegenwoordigheid en belangstelling bij te dragen.
Na deze voor Frankrijk vleiende bekentenis sprak de keizer nog enkele minuten over eenige boulevard-artiesten, die hij had zien spelen en schepte veel vermaak in de antwoorden van Suzanne, die zonder op de etikette acht te slaan, meedeelde hoe zij over hen dacht.
Om de pauze niet langer te rekken, stak de keizer haar opnieuw de hand toe, waarna Suzanne boog en heen ging.
Bij dit onderhoud viel er bij den keizer weinig te bemerken van de militaire stramheid, waaraan de talrijke photo's doen denken. Integendeel, hij lijkt dan veel meer op een vriendelijk, gemoedelijk heer, die zich vroolijk en toeschietelijk toont. Zijn doordringende blauwe oogen lachen u toe, terwijl hij bovendien vloeiend Fransch spreekt zonder accent, hetgeen van het meerendeel zijner landgenooten nu juist niet gezegd kan worden.
De Fransche artiesten hebben steeds bij hem een streepje voor gehad. Sarah Bernhardt,[Pg 135] Coquelin, Aîné en Cadet en ook Réjane kunnen hier trouwens over mee spreken.
Na de voorstelling van "Nora" en "Poil de Carotte", bij ons onder den titel "Peenhaar" vertoond, werd Suzanne Desprès te Berlijn uitbundig toegejuicht en in haar loge door verschillende bewonderaars gecomplimenteerd. Onder hen bevond zich een dame, die haar geestdrift nauwelijks bedwingen kon, waarvoor Suzanne Desprès, als elke artiest, zeer gevoelig bleek en haar geroerd bedankte.
Deze dame nam haar een oogenblik terzijde en vroeg toen zacht:
—Nu wij toch eenmaal kennis gemaakt hebben en u mijn bewondering voor uw talent weet, moet u mij eens verklaren, waarom u u in het laatste bedrijf van "Nora" als jongen verkleedt en nog wel één met peenhaar?
De kunstzinnige dame had namelijk "Poil de Carotte" als het vierde bedrijf van "Nora" opgevat.
De désillusie van Suzanne Desprès laat zich na zoo'n vraag begrijpen, hoewel zij er bij zich zelf toch om lachen moest.[Pg 136]
In het voorjaar van 1890 kreeg ik op een goeden dag bezoek van Elena Sanz, de beroemde Spaansche zangeres, die na langen tijd de aangebeden ster van den Koninklijken Schouwburg te Madrid te zijn geweest, het tooneel van haar triumphen had vaarwel gezegd, om zich geheel aan het geluk van haar koninklijken minnaar Alphonse XII te wijden.
Twee kinderen, Alphonso en Fernando, die sprekend op hun vader geleken, waren het gevolg van deze intieme verhouding en Elena had zich jaren lang met volle liefde aan de opvoeding dezer prinsjes gegeven, tot zij tot flinke jongens waren opgegroeid. Iedereen meende dan ook dat zij voor goed van het tooneel afscheid had genomen, doch plotseling kreeg het verlangen naar de planken weer de overhand; zij meende dat zij zich slechts opnieuw in het publiek te[Pg 137] vertoonen had, om haar vroegere successen wederom deelachtig te worden. Zij zag niet in of wilde niet begrijpen, dat deze jaren van rust, haar lichaamsomvang hadden doen toenemen. Van haar vroegere schoonheid had zij alleen haar mooie, uitdrukkingsvolle oogen behouden en wat haar stem betrof, de bekoring was grootendeels verdwenen, al klonk ze nog zuiver.
Ik gevoelde weinig lust met haar een "tournée" te beginnen, overtuigd, dat wij in plaats van een succes eerder fiasco zouden maken, hetgeen ik haar openlijk meedeelde.
—U wil dus niet? U vergeet, meneer Schürmann, dat behalve mijn stem ik nog een andere attractie op het publiek heb. Ik ben immers een halve koningin.
—Mevrouw, het spijt me, mijn seizoen is zoo goed als bezet en het is te laat om nu nog de noodige schouwburgen te kunnen huren.
—Ook niet, wanneer ik de kosten op mij neem?
—Ik wil u niet gaarne aan een verlies blootstellen.
—Dat gaat mij alleen aan. Ik wil alle uitgaven dragen. Of er winst of verlies wordt gemaakt, behoeft u u niet aan te trekken. U maakt de[Pg 138] route voor mij in orde, huurt voor mijn rekening de zalen en zorgt voor de noodige reclame, zooals u dat verstaat en gewoon zijt. Ik reken hier op en geef u voor uw arbeid en tijdverlies tien duizend francs.
Moeilijk kon ik langer bezwaren maken en nam tegen wil en dank haar voorstel aan. Mme Sanz gaf mij bovendien een bedrag van vijf duizend francs om de eerste kosten te dekken. Zij had een uitsluitend Spaansch schouwspel gecombineerd, dat zij "Noches de Espana" noemde. Twee en dertig danseressen van Cadix en Malaga in nationaal costuum van de provincies van Spanje zouden de Malagenas, Peterenas, Habaneras vertoonen, die later door de bekende Otero en andere beroemde danseressen over de geheele wereld gedanst zijn, maar toen voor de meesten nog gloednieuw. Zij zelf zou in de "entre acten" liederen uit "Carmen" en "Orpheus" ten beste geven met medewerking van den bariton Lauwers, een Belg, die op de Colonne-concerten reeds met groot succes was opgetreden.
Zij bouwde minder op haar vroeger succes dan wel op de bekendheid van haar relatie tot den koning bij het buitenlandsch publiek, dat zeker niet de gelegenheid zou laten voorbijgaan[Pg 139] de maitresse van een regeerend vorst van nabij te zien. Zij rekende er verder heimelijk op overal met groote onderscheiding ontvangen te worden en nam daarom ook haar twee jongens mee, die met hun gouverneur elken avond de voorstelling zouden bijwonen.
Al mijn bezwaren hadden op haar geen uitwerking. Zij had zich dit nu eenmaal voorgenomen en ik was niet in staat haar die verwachtingen uit het hoofd te praten. Zij droeg mij zelfs op er voor te willen zorgen, dat de verschillende autoriteiten haar waardig zouden kunnen ontvangen.
Behalve een tiental schouwburgen in Duitschland en Oostenrijk, had ik te Amsterdam, den Haag en Rotterdam eveneens een zaal weten te huren. Om mijn goed betalende zangeres tot vriend te houden had ik mijn broeder te Amsterdam geschreven op de een of andere manier haar een waardige ontvangst te bereiden, na hem haar "idée-fixe" in kleuren en geuren te hebben meegedeeld.
Hij antwoordde mij: Wees gerust, zij zal haar zin hebben, hoe blijft een verrassing.
Onze trein komt in Amsterdam aan. Op het perron staat mijn broeder met een deftig in het[Pg 140] zwart gekleed heer, een veelkleurig lintje in zijn knoopsgat, ons op te wachten.
Ik kijk dien heer oplettend aan en herken in hem mijn ouden vriend Canter, eigenaar van een heerenconfectiezaak hier ter stede. Mijn broer wenkt mij niets te laten merken, nadert Elena Sanz, en haar zijn metgezel voorstellend:
—Veroorloof mij, mevrouw u aan Zijn Excellentie, den minister van Schoone Kunsten voor te stellen, die namens onze regeering u komt verwelkomen.
De meneer drukt een kus op Elena's vleezige hand en steekt zijn van buiten geleerde speech af.
Elena, ten zeerste voldaan noodigt hem uit haar naar haar hotel te volgen, terwijl mijn broer en ik ons uit de voeten maken.
—Ben jij van Lotje getikt om zoo iets te durven uithalen. Als zij nu verneemt, dat wij in Holland niet eens een minister van Schoone Kunsten rijk zijn?
Mijn broeder antwoordt doodleuk: Dit plannetje leek mij het eenvoudigst, morgen is zij weer vertrokken en onze vriend Canter zal vandaag wel in zijn rol weten te blijven.
Dat deed onze "minister", alsof het zijn dagelijksch werk was. Den geheelen dag liet hij haar[Pg 141] geen oogenblik in den steek en volgde haar als 'r schaduw. Hij nam haar uitnoodiging, om samen te dineeren aan en verliet haar eerst bij den artiesten-ingang onder belofte in de pauze haar nogmaals te komen bezoeken. Tot groote verwondering van Elena Sanz verscheen hij echter niet meer en toen zij naar verschillende kanten vroeg, waar de minister van Schoone Kunsten bleef, keek men haar wel verwonderd aan, doch bleef haar het antwoord schuldig. Canter beangst, dat deze mystificatie zou uitlekken had 'm stil geknepen. Z'n taak was trouwens geeindigd.
Den volgenden dag moesten wij naar den Haag. Wie beschrijft de verbazing van Elena, toen zij de Kalverstraat doorrijdend om zich naar het station te begeven aan de deur van zijn magazijn onzen "minister" herkende, bezig een boertje een jas aan te praten.
Zou zij toen reeds iets vermoed hebben, of zou zij alleen verrast zijn geweest over zoo'n sprekende "gelijkenis"?
Te Weenen was Elena Sanz op het dwaze denkbeeld gekomen om op het oogenblik dat de voorstelling zou aanvangen en iedereen zijn plaats reeds had ingenomen, haar twee jongens[Pg 142] in korten broek met zijden kousen, en claque onder den arm, voorafgegaan door twee gepoederde lakeien en gevolgd door hun gouverneur naar de zaal te zenden, die onder groote nieuwsgierigheid en gelach van de toeschouwers hun gereserveerde plaatsen gingen innemen. De verschijning van Elena Sanz lokte eveneens een spottend lachen uit. Men maakte luide aanmerkingen op den smaak van den afwezigen monarch, die eenmaal voor de thans zoo welgedane zangeres gegloeid had en wiens nakomelingsschap thans in het publiek vertoond werd.
Toen werd het Elena Sanz eerst recht duidelijk, dat zij eerder naar mijn raad had moeten luisteren en aan deze dwaze vertooning, die niets artistieks had, een einde te maken. Zij zag van de verdere "tournée" liever af, trok zich terug op haar buitenverblijf te Billancourt, waar zij tot haar dood is voortgegaan met als rouwende vorstin te midden van een hofhouding van gepatenteerde klaploopers te leven, die haar kinderen met "Hoogheid" aanspraken in ruil voor een diner of een goudstuk. De arme vrouw, die overigens een goed karakter had, meende steeds door de wettige koningin van Spanje te kort gedaan te worden en bij het overlijden van[Pg 143] Alphonse XII eischte zij voor haar kinderen titel en fortuin op, welke haar bij gerechtelijke uitspraak voor goed geweigerd werden.[Pg 144]
Holland heeft steeds ten allen tijde voor de Fransche litteratuur groote belangstelling aan den dag gelegd. Toen de dichter Paul Verlaine in zijn geboorteland nog slechts door een intiemen kring van bewonderaars gewaardeerd werd, werd hij bij het verschijnen van zijn eersten dichtbundel hier te lande reeds door velen naar waarde geschat en begrepen. Men las en genoot zijn gevoelvolle verzen en toen Mr. van Hall en enkele bekende literatoren van ons land een comité wilden vormen om den dichter naar Amsterdam te doen over komen en hem hier te huldigen, toonde men zich terstond bereid daaraan gevolg te geven.
Men noodigde den dichter daarop uit voor een uitgelezen gehoor eenige van zijn laatste gedichten te komen voordragen, doch Paul[Pg 145] Verlaine liet weten, dat door een kortgeleden ziekte zijn middelen hem dit niet veroorloofden. Terstond werd hem toen zes honderd francs toegezonden met verzoek den dag en het uur van zijn komst te willen opgeven. Het comité bestaande uit zes heeren had zich naar het station begeven om den dichter plechtstatig te ontvangen, terwijl twee open landauers aan den uitgang de komst van Paul Verlaine verbeidden.
De trein arriveert, de zes heeren snellen naar de wagon eerste klasse.... Niemand!.... Men zoekt de volgende wagons af, alweer zonder resultaat. Men maakt zich reeds vol spijt gereed maar weer heen te gaan. Een slordig uitziend man, in een grijs colbertje met slappen hoed, in zijn rooden zakdoek wat hemden en boorden geknoopt, loopt zoekende het perron af en na zich het zweet van zijn ontblooten schedel geveegd te hebben, roept hij met schorre stem uit.
—Waar zijn die bliksemsche kerels nou, die me zouden opwachten?...
Geheel uit het veld geslagen door de verschijning van dezen ongeschoren, als een zwerver uitzienden man, besluiten enkelen van het comité er stil van door te gaan. Een van de[Pg 146] heeren offert zich op, daar hij begrijpt dat men Verlaine, die onze taal natuurlijk niet machtig is, niet aan zijn lot kan overlaten. Hij schiet zijn overjas aan, slaat snel zijn kraag op om zijn witte das te verbergen, neemt Verlaine bij den arm en stopt hem in den hôtelomnibus, terwijl de overige heeren in de gala rijtuigen plaats nemen. Op deze wijze maakte Paul Verlaine zijn entrée te Amsterdam.[Pg 147]
Een Hollander was mij in mijn woning te Parijs aan den Boulevard Hausmann komen opzoeken en na onze zaken beeindigd te hebben, maakten wij een wandeling in de buurt. Telkens wanneer iemand mij groette of ik door iemand aangesproken werd, wenschte hij den naam van dien persoon te weten, zeker om bij zijn terugkeer in Holland te kunnen vertellen, dat hij aan verschillende beroemdheden te Parijs was voorgesteld.
Toevallig kwamen wij dien middag bij Café de la Paix Tristan Bernard tegen en hoe ik er bij kwam, weet ik zelf niet, bij zijn vraag wie deze heer met zijn gitzwarten vollen baard was, antwoordde ik: Maurice Barrès.
—Maurice Barrès, van de Académie, kent U die ook al! Ik heb veel van hem gelezen, zou ik hier ergens zijn portret kunnen koopen?[Pg 148]
—Dat denk ik wel.
We slaan de Avenue de l'Opéra in, ik breng hem tot voor het magazijn van Hautecoeur, waar verschillende photo's van Parijsche beroemdheden uitgestald liggen en nam toen onder één of ander voorwendsel afscheid van mijn vraagzieken bezoeker.
Den volgenden dag kwam hij bij mij afscheid nemen.
—Die Parijzenaars denken met vreemdelingen toch maar alles uit te kunnen halen!.... Verbeeld je, bij mijn vraag naar een portret van Maurice Barrès biedt men mij een photo van een geheel gladgeschoren heer aan. Ik zeg natuurlijk, dat ik het portret van Maurice Barrès moet hebben, dien ik persoonlijk ken en dat ze zich vergissen. De winkelbediende houdt vol, dat het portret het goede is, waarop ik zoo nijdig word, dat ik hem toesnauw: "Het geeft geen pas iemand in wien men den vreemdeling herkent maar wat in de handen te willen stoppen!...." Woedend verlaat ik het magazijn, terwijl ik zie, dat dat heerschap me nog uitlacht op den koop toe.
Ik heb mijn Hollandschen vriend nooit meer te Parijs ontmoet, doch mocht ik hem nog eens[Pg 149] tegenkomen, ik denk, dat ik dan beter doe, hem maar stil te laten doorloopen.[Pg 150]
Deze beroemde Sociétaire van het Théater Français heb ik meerdere malen met een tooneel-ensemble rondgeleid. Overal speelde zij met het grootste succes haar lijfrollen "Phèdre", "Andromaque", "Pauline" (Polyeucte) en "Chimène" (Le Cid). Ook in ons land werd haar komst steeds met verlangen tegemoet gezien. Daarom verzochten verscheidene directeuren uit de provincie, die anders niet door mij bezocht werden, ook in hun schouwburgen een voorstelling te komen geven. Het meest dringend verzoek ontving ik van den schouwburgdirecteur te Haarlem.
Ik antwoordde hem dat ik wel daartoe te vinden was, mits mij een vast bedrag gegarandeerd werd, hetgeen hij terstond aannam. Ik zond hem daarop de text van het affiche, waarop ik omgaand het volgend briefje ontving:[Pg 151]
Meneer Schürmann.
Ik heb niets afgedongen op het bedrag, dat U van mij verlangde voor de voorstelling van Mme Wéber van de Comédie Française. Ik wil dus ook niet bedrogen worden. Ik heb U voor Mme Wéber betaald en vergenoeg mij niet met een tweede Mme Wéber!... (J'ai payé pour avoir la première, je ne veux pas de la seconde.)
Sacha, de thans reeds zoo beroemde zoon van Lucien Guitry is op reis al even charmant en geestig als hij zich in zijn blijspelen en op de planken toont.
Ik was zoo onverstandig te meenen dat zijn eigenaardig Parijsch repertoire ook in het buitenland zou geapprecieerd worden. Ik ondervond helaas het tegendeel, want het publiek scheen zijn geestigheden niet te snappen en verliet meermalen reeds den schouwburg vóór z'n stukken geeindigd waren.
Sacha scheen zich hier weinig van aan te trekken en bleef er doodkalm bij. Waar hij zich meer ongerust over maakte, dat was over zijn gezondheid. Hij, die in lichaamsomvang veel van een reus heeft, toonde zich vaak nog bezorgder dan Molière's "Malade Imaginaire". Hij was dan ook zoo benauwd zeeziek te worden,[Pg 153] dat hij weigerde zich in te schepen, toen wij van Odessa naar Konstantinopel moesten oversteken. Niets kon deze dwaze angst wegnemen en ik was verplicht de "tournée" door Turkije op te geven, die mij misschien schadeloos zou hebben gesteld voor de verliezen, die ik in Rusland met hem had geleden.
Ik had hem, te Parijs teruggekeerd, een proces kunnen aandoen en vergoeding kunnen eischen, hetgeen ik evenwel nagelaten heb, omdat ik, eerlijk gezegd, te veel op zijn vriendschap gesteld was.
Dat wist hij en daarom schreef hij op het titelblad van zijn tooneelstukken, die hij mij later aanbood:
A. J. J. Schürmann qui m'a fait tourner en Orient et que j'ai tourné en bourrique, mais amicalement.
Sacha Guitry.
Hetgeen vrij vertaald met verlies van de geestige woordspeling wil zeggen: Ter herinnering aan onze reis door het Oosten, waarbij ik je leelijk den voet heb dwars gezet zonder het te willen.
S. G.
Eén mijner belangrijkste en meest succesvolle tournée's is wel die met Georgette Leblanc geweest in de bekende stukken van haar beroemden echtgenoot.
Maurice Maeterlinck vergezelde ons geregeld en overal waar wij optraden, organiseerde men feesten en soupers hem ter eere. Hij weigerde echter steeds daaraan deel te nemen behalve te Berlijn en te Praag. Hij ontving dagelijks stapels brieven van jonge meisjes, die hem om zijn handteekening of om een korte autografie verzochten en die zich voorstelden, dat de auteur van "Pelléas en Mélisande" een jong, teer uitziend, en vooral dichterlijk personage was. Groot was dan ook haar teleurstelling, toen zij een luidruchtig, zwaarlijvig en ietwat burgerlijk type te zien kregen, wiens eerste woorden steeds luidden, wanneer hij in een vreemd hôtel afstapte met[Pg 155] zijn geprononceerd Gentsch accent: "Wat kan ik hier te eten krijgen en wat voor bier wordt hier geschonken?"
Nimmer heb ik een schrijver onverschilliger voor zijn werk gezien, wanneer hij eenmaal de laatste hand er aan gelegd had. Op de repetities zag men hem nooit. Hij stoorde zich evenmin om de "coupures", die men noodig achtte aan te brengen en stelde ook weinig belang in de aankleeding van zijn stukken.
Toen in den Gymnase schouwburg door mijn toedoen het eerst "Joyzelle" werd opgevoerd, is hij het stuk eerst bij de zevende voorstelling komen bijwonen en toen bleef hij zelfs niet eens tot het einde.
—Na tienen is men nergens zoo goed als in bed!..
Wij speelden "Monna Vanna" te Lodz in Polen. De schouwburg bevindt zich op de binnenplaats van een complex gebouwen en vlak tegenover is een badinrichting.
Een heer begeeft zich naar het loket en vraagt "Vanna". De bureaulist ziet aan zijn kleeding dat hij geen bezoeker voor de fauteuils is en geeft hem een galerijplaats.
—Hoeveel?
—Een roebel.[Pg 156]
—Dat is duur!
—Goedkooper heb ik ze niet.
Na eenige minuten komt deze heer woedend terug.
—Zeg, ben je mal!... Laat je mij een roebel betalen voor een plaats in een zaal, waar ik een man en vrouw hoor schreeuwen in een taal, waar ik geen woord van versta, terwijl ik nergens gelegenheid zie om een bad te nemen, niettegenstaande ik duidelijk om "Vanna" gevraagd heb!..
Mijn bureaulist had gemeend, dat hij "Vanna" wilde zien en vermoedde niet dat "vanna" op zijn Poolsch "bad" beteekent.
Eens vroeg ik Maeterlinck of hij alleen werkte, wanneer hij zich geïnspireerd gevoelde?
—Geïnspireerd!.. Als ik daarop moest wachten, kwam er geen woord op papier![Pg 157]
In samenwerking met Etienne de la Neuville, wiens "nom de plume" Jacques Lemaire luidt, had ik een Fransche vertaling van Bjoernson's "Faillissement" het licht doen zien. Antoine besloot het drama in studie te nemen, nadat wij de vijf bedrijven tot vier ingekort hadden. Toen de repetities reeds aangevangen waren, schreef Bjoernson.
—Ik zie door deze willekeurige inkorting van mijn stuk, waarover men mij niet geraadpleegd heeft van mijn auteursrecht af en wil ook niet op de affiches genoemd worden.
Het drama heeft veel succes. Prachtige verslagen verschijnen in de dagbladen, terwijl Antoine en Gémier om strijd geprezen worden.
Terstond telegrafeert Bjoernson.
—Laat mijn naam aankondigen en zend mij omgaand exemplaar der bewerking.[Pg 158]
Sindsdien liet Bjoernson het stuk overal in de nieuwe bewerking opvoeren, die hij eerst afgekeurd had en nog steeds wordt "Faillissement" in vier bedrijven vertoond.[Pg 159]
"Hedda Gabler", "Nora" en "Spoken", hetzij door Duse, Agnes Sorma, Suzanne Desprès of Antoine gedurende mijn "tournées" gespeeld, hadden steeds het grootste succes. Geen wonder, dat toen ik mij in 1903 te Christiana bevond, ik van verlangen brandde met den auteur dier beroemde stukken kennis te maken. Ik had vernomen, dat Ibsen eertijds gewoon was tegen half drie in het Grand-Hotel zijn middagmaal te gebruiken, temidden der vele stamgasten en vreemdelingen, niet weinig trotsch den schrijver van zooveel meesterwerken in hun midden te hebben, wiens bronzen konterfeitsel op het plein van het "National Teatret" tegenover dat van Björnsterne Björnson prijkt.
Ik trof het echter slecht. Ibsen kwam al lang niet meer in het Grand-Hotel, omdat de groote schrijver aan het sukkelen was geraakt en zijn[Pg 160] kamer moest houden. Nog steeds waren zijn hersenen even gezond als in vroeger dagen, doch zijn gedachten in woorden omzetten scheen hij verleerd en hij sprak geheel andere woorden, dan hij wilde bezigen. Wanneer hij bijvoorbeeld iemand een stoel aanbood, zei hij: "neem een sigaar".
Eerst hadden deze vergissingen hem woedend gemaakt, zeer tot nadeel van zijn gezondheid. Daarom had zijn familie besloten hem zoo weinig mogelijk uit te laten gaan en verboden dat hij bezoekers ontving. Deze afzondering van de wereld had den bejaarden schrijver melancholiek gestemd. Hij, die gewoon was door de menigte toegejuicht te worden, kon zich niet goed aan deze kalmte wennen.
Als bewijs hoezeer hij op publieke hulde gesteld was, diene volgende bijzonderheid.
Zoodra Ibsen een stuk geëindigd had, meldden alle kranten van Christiana met vette letters: "Hendrik Ibsen heeft een nieuw stuk voltooid. Morgen tegen tien uur zal hij het manuscript naar den schouwburg brengen."
Wanneer dan de schrijver den volgenden dag op het vastgestelde uur deftig en met afgemeten passen zijn manuscript opgerold in de rechterhand zich naar den schouwburg begaf, stond het[Pg 161] publiek aan weerszijden van den weg "en haie" opgesteld. Zoodra Ibsen zijn stuk afgegeven had en huiswaarts keerde, begonnen de toeschouwers, die tot nog toe zich kalm hadden gehouden luidkeels te juichen. Ibsen wuifde hen met de hand toe en glimlachte zelfbewust zijn roemvollen taak van apostel volbracht te hebben.
Zijn familie had nu het volgende verzonnen om hem van de hulde te laten genieten waaraan hij zoozeer gewoon was. Daar hij zich niet meer in het publiek bewoog, dekte men de tafel vlak vóór het venster van de eerste étage zijner woning, die links van het paleis van koning Oscar II aan den wandelweg gelegen was.
Zoodoende konden de inwoners van Christiania hun afgod aan het middagmaal zien zitten en hiervan was ik op mijn beurt eveneens getuige.
De oude meester zag er nog kranig uit. Zijn hoogrood gelaat werd door zijn sneeuwwitte haren en baard waardig omlijst en men kon hem niet aanzien, dat hij lijdende was. Zijn dochter naderde hem en fluisterde hem iets in het oor: Ibsen stond toen op, wuifde met zijn servet naar het publiek, waarna de gordijnen werden neergelaten. De voorstelling was afgeloopen...[Pg 162]
d'Annunzio is een trouw bezoeker van Parijs en men weet, dat hij zijn laatste tooneelstuk in het Fransch heeft geschreven. Hij is op en top een "charmeur" en wie hem heeft leeren kennen of onder zijn gehoor is geweest, moet toegeven, zelfs al is men geen vriend van zijn werk, dat er een bijzondere bekoring van hem uitgaat, terwijl men verbaasd staat over zijn uitgebreide kennis en artistieken smaak.
Meermalen ben ik met verschillende gezelschappen in Athene geweest en heb bij die gelegenheid den Acropolis en het Parthenon bezocht, zonder evenwel sterk onder den indruk der schoonheden van het oude Griekenland te komen. Die grauwe bergen, de onverdraaglijke stof, de vele kopieën van standbeelden,—de echte bevinden zich grootendeels te Londen[Pg 163] in het Britsch-Museum—lieten mij vrijwel koud, zoodat ik mij veel liever naar Phalera aan zee begaf, waar ik tenminste van de frissche lucht kon genieten.
Tijdens onze omzwervingen met Eleonora Duse en haar gezelschap door Europa, vergezelde de schrijver van "La Gioconda", "la Gloria" en "Il Sogno" zijn beroemde en geliefde ster. Toen wij te Athene kwamen vroeg Annunzio mij hem naar den Acropolis te vergezellen. Veel lust toonde ik om bovengenoemde redenen nu juist niet.
—Als het je niet interesseert, dan heb je er ook niets van begrepen en gezien. Ik wil niet dat je Athene met zoo'n oordeel weer den rug toekeert. Ga met me mee en je zult je tocht niet berouwen.
Daar viel niet veel tegen in te brengen en samen bestegen we het Parthenon.
Dien dag zal ik niet licht vergeten, al ontbreekt mij het talent mijn gevoelens in schoone woorden om te zetten. Gedurende vier uur luisterde ik met één en al verrukking naar zijn woorden, toen hij het roemrijke verleden van Hellas uit het stof wist te doen herrijzen. Ik leefde wederom de heldendaden der oude Grieken mee en[Pg 164] door zijn dichterlijke verklaringen kwam het mij voor als of ik naast den ouden, blinden Homerus liep, dien onuitputtelijken verteller van Grieksche sagen, nu een tweede dichter als Gabriele d'Annunzio opnieuw aan mijn verrukte oogen deze wonderen uit het grijze verleden wist te verklaren.[Pg 165]
Toen Abdul-Hamid over Turkije nog den scepter zwaaide, werden de buitenlandsche gezelschappen, die Konstantinopel aandeden, vaak op hoog bevel uitgenoodigd te Yildiz Kiosk op te treden.
Een voordeel was dit overigens niet, hetgeen uit het volgende blijken zal.
De sultan had voor deze privé-voorstellingen naar gelang van haar beteekenis veel over, alleen gingen zijn "cachets" door zooveel handen, dat de belanghebbende directie er hoogstens een vierde van ontving.
Toen Osman Pacha, de held van Plewna, mij dan ook verzocht in het Paleis van den Sultan een voorstelling te komen geven met het vaudeville-gezelschap, waarvan Valentine Joissant de ster was, had ik daar ternauwernood ooren na, omdat ik in den Winterschouwburg "des Petits-Champs"[Pg 166] van de hoofdstad meer kon verdienen. De beroemde generaal begreep niets van mijn terughoudendheid en drong er op aan de reden te vernemen.
Ik deelde hem mee, dat ik door mijn vroegere ervaringen steeds geld bij zoo'n voorstelling ten paleize had moeten bijpassen, waarop hij mij verzekerde, dat hij er borg voor bleef, dat ik het volle bedrag, door den sultan vastgesteld zonder één enkele korting zou ontvangen.
Hieromtrent dus gerustgesteld, besloot ik de "Dame van Maxim" voor deze gelegenheid te kiezen en de affiches werden met strooken beplakt, vermeldend, dat de avondvoorstelling eerst om elf uur zou aanvangen, omdat het gezelschap in het paleis van den sultan dien dag optrad.
De zaal van het paleis bood den gewonen aanblik. De haremdames in de loges waren aan het oog van de artiesten onttrokken door breede gazen gordijnen die van den éénen hoek van het balcon naar den anderen waren gespannen, terwijl neger-eunuchen de toegangen bewaarden, gekleed in lange zwarte overjassen. Alleen de sultan en Osman Pacha zaten in de zaal. Natuurlijk hadden de artiesten alle moeite van de wereld om in zoo'n ongezellige omgeving[Pg 167] behoorlijk hun rollen te vertolken en wat méér zegt, de noodige "entrain" aan den dag te leggen. Het eerste bedrijf loopt ongestoord af te midden van een doodsche stilte. In het tweede bedrijf weerklinkt nu en dan het gelach der haremdames, alleen de sultan verroert zich niet.
Ontmoedigd door zoo weinig bijval, gaf ik onzen regisseur last de pauze zoo kort mogelijk te maken en terstond met het derde bedrijf aan te vangen, doch aleer dit gebeurt, komt men mij waarschuwen, dat Osman Pacha mij wenscht te spreken.
Ik ga naar hem toe.
—Zijne Majesteit is zeer in zijn schik. Het tweede bedrijf staat hem bijzonder aan. Laat dus het derde weg en laat het tweede nogmaals opvoeren.
Ik moest dit vreemde verzoek wel opvolgen en had er geen spijt van, want terwijl ik achter de schermen de zaal inkijk, zie ik een bijna onmerkbaren lach om de lippen van den heerscher der geloovigen zweven, den eenigen man ter wereld, die nooit lacht.
Na afloop word ik voor de tweede maal geroepen en ben reeds bezorgd, dat men mij opnieuw dit bedrijf zal laten spelen. Gelukkig was deze angst ongegrond.[Pg 168]
Een hooge beambte overhandigt mij een zijden beurs vol goud, voorzien van het keizerlijk zegel.
—Laat het scherm rijzen, zei hij tot mij, en groet zijne Majesteit. Draag daarbij zorg dat zijne Majesteit zich overtuigen kan, dat men u de beurs ter hand gesteld heeft en de zegel nog ongeschonden is.
Ik verschijn ten tooneele, buig en toon de zijden beurs.
De sultan staat op, richt zijn kijker naar mij en wenkt mij, dat hij tevreden is.
Ik open de beurs op mijn bureau. Er zaten vier honderd Turksche ponden in, de eerste en eenige maal, dat ik in Turkije bij een voorstelling ten paleize het volle bedrag ontving.[Pg 169]
Bij een tournée met deze beroemde operette-ster waren wij te Napels aangekomen en besloten wij de bouwvallen van Pompeï eens van nabij te aanschouwen. We troffen het echter heel slecht, de doodenstad was gedurende vier dagen voor bezoekers gesloten, juist zoolang als wij te Napels zouden vertoeven.
Wat te doen?....
Na een tijdlang ons bedacht te hebben, verzon ik er het volgende op. Ik bestelde een zeer elegant open rijtuig, waar Anna Judic, Henri Emmanuel en Edouard Georges in plaats namen, terwijl ik als vierde met hen mee reed. Als hoofddeksel had ik een echt Turksche "fez" opgezet.
Voor de poort van Pompeï aangekomen, stapt Emmanuel uit en vraagt den directeur der opgravingen te spreken.[Pg 170]
—De zwager van den Sultan bevindt zich in ons rijtuig en wenscht Pompeï te bezoeken. We hebben zoo juist vernomen, dat de toegang voor het publiek gedurende eenige dagen verboden is.
Moet Zijne Keizerlijke Hoogheid naar Napels terug keeren om de Italiaansche regeering verlof aan te vragen de belangrijke opgravingen in oogenschouw te nemen en zijn bezoek een dag uitstellen?
—Is die meneer met zijn fez op de zwager van den sultan?
—Juist.
—Spreekt hij Fransch of Italiaansch?
—Geen van beide.
—Laat dan zijn Keizerlijke Hoogheid onder een of ander voorwendsel eenige minuten geduld hebben, opdat ik mij even kan aankleeden en ik zal Zijne Hoogheid zelf rondgeleiden.
—Afgesproken, doch laat zijn Hoogheid niet lang wachten.
Binnen enkele minuten kwam de geleerde ingenieur terug, onberispelijk gekleed, met een hoogen zijden hoed. Hij liet ons alles zien, doch deed geen mond open. Alleen bij het afscheid nemen, wees hij op zijn knoopsgat om mij te toonen, dat hij nog nimmer gedecoreerd was.[Pg 171]
Ik glimlachte veelbeteekenend en bij het afscheid nemen drukte de directeur met groot ontzag een kus op mijn hand.
Den volgenden dag vertelden de Napolitaansche bladen van het keizerlijk bezoek te Pompeï, tot groote verwondering van de Turksche ambassade, die natuurlijk van niets afwist.
Wat de directeur betreft, hij wacht nog steeds op het lintje van zijn zwijgenden vorstelijken gast.[Pg 172]
Mijn tournée door de Vereenigde Staten met Eleonora Duse in 1896 is in alle opzichten voorspoedig geweest, zoowel artistiek als financieel met uitzondering alleen gedurende ons verblijf te Chicago, waar de groote actrice niet verkoos op te treden.
Ik had met Mme Duse gecontracteerd voor zestig voorstellingen verdeeld over New-York, Washington, Boston, Philadelphia, Chicago, Brooklyn, St.-Louis en Quibec. Den 10en Januari was ik te Hâvre met de "Bretagne" van de Trans-Atlantische Maatschappij scheep gegaan, terwijl Mme Duse twee weken later te Liverpool aan boord stapte van de "Majestic". Haar gezelschap vertrok van Genua met den "Bismarck". 27 April bevonden wij ons wederom te Parijs, nadat wij den 18en New-York hadden verlaten.
Reeds op de heenreis deed mijn goed gesternte[Pg 173] mij kennis maken met den heer Malcolm Turner, chef van de douane, die uit respect voor de groote kunstenares haar zeven en twintig koffers ongemoeid liet. De heer Davis, vertegenwoordiger van Mr. Miner, den directeur van het "Fifth Avenue Theater", wachtte mij te New-York op en van hem ontving ik een vingerwijzing, die mij de Amerikaansche manier van optreden en zaken doen duidelijk verklaarde.
Het was bij mijn aankomst een echt hondenweer geworden. De regen gudste met stroomen van den hemel, vandaar, dat Mr. Davis een rijtuig aanhield en den koetsier vroeg:
—Hoeveel van hier naar het Fifth Avenue Theater?
—Drie dollars.
—All right!
In tien minuten waren wij aan onze bestemming aangekomen.
—Hoe nu! riep ik verwonderd uit. U betaalt drie dollar voor zoo'n kleinen afstand?
—Zeker. Ik heb twee dollar te veel betaald, doch U moet niet vergeten "time is money". Als ik was gaan afdingen en op mijn stuk was blijven staan om niet meer dan één dollar te[Pg 174] geven, zou de goeie man geprotesteerd hebben en hoogst waarschijnlijk stonden wij er nog. Nu zijn we voor den regen geborgen, de man rijdt extra hard. Had ik hem niet betaald, wat hij mij vroeg, dan zou hij zich niet haasten, zoo mogelijk iemand aanrijden en hiermee mijn tijd in beslag nemen, dien ik inderdaad beter kan besteden. Iedereen wil hier veel geld verdienen. In plaats van ons woedend te maken op hem, die van de omstandigheden profiteert, bewonderen wij hem integendeel en spitsen wij ons op onze beurt nog meer te verdienen, zoodra wij in de gelegenheid zijn.
Te Washington—het Versailles van de Vereenigde Staten—maakte ik voor het eerst kennis met den president Grover Cleveland, die Mme Duse en mij uitgenoodigd had, hem in "La Maison Blanche" te komen bezoeken.
Zijn residentie staat trouwens voor iedereen open, zooals het onder een waar democratisch bestuur betaamt. Geen schildwacht, geen consigne, die U den toegang beletten. Wil men den president over de een of andere zaak persoonlijk spreken, men heeft zich slechts met zijn particulieren secretaris te verstaan en het onderhoud wordt verleend. Buiten deze privé audiëntie is[Pg 175] de president driemaal per week gedurende een uur voor iedereen te spreken. Hij staat elkeen zonder onderscheid te woord en bij het afscheid nemen, reikt hij U de hand.
Groot liefhebber van tooneel had hij met zijn echtgenoote de vijf voorstellingen van Mme Duse te Washington alle bijgewoond en telkens het teeken tot applaus gegeven. Bovendien was hij zoo attent geweest, de loge van onze ster met chrysantemums en witte rozen te laten versieren. Bij het afscheid nemen bood hij Mme Duse zijn portret met opschrift aan en bedankte ook mij voor de genotvolle oogenblikken, die haar kunst hem en zijn eega hadden verschaft.
Een tweede kennismaking, waarop ik niet weinig trotsch ben, was die met Thomas Alva Edison.
Hoewel stokdoof bezocht de geniale uitvinder trouw alle voorstellingen van Mme Duse en tusschen de koulissen zag ik hoe deze "naieve reus" geheel in haar spel opging, terwijl zijn droomerige blauwe oogen elk van haar bewegingen met gespannen aandacht volgden.
Na afloop der voorstelling zond ik hem een portret van La Duse en reeds den volgenden morgen ontving ik onderstaand schrijven.[Pg 176]
Orange, N. Y. March 20, 1896.
Dear Sir.
I beg to advise you that the Photograph of Madame Duse came safely to hand for which I am very thankful. I enclose you herewith my photograph for your self and will be very glad to have you come out and see me. I am very glad to hear that Mme Duse is going to visit my laboratory.
Yours truly,
Thos. A. Edison.
Orange Park ligt aan de overzijde van den Hudson. Daar te midden van de eeuwenoude boomen, die zijn groote werkplaats beschaduwen, zijn die wonderen gewrocht, die ons dagelijksch leven als het ware hebben herschapen.
Edison ontving ons hartelijk, eenvoudig. Hij liet ons zijn instrumenten zien, als gold het de kennismaking met een simpel stuk speelgoed, zonder den minsten ophef of vertoon. Als groote gunst verzocht hij Mme Duse haar verliefde smartkreten uit het vijfde bedrijf van "la Dame aux Camélias" aan één zijner phonograafplaten toe te vertrouwen.
Een handdruk vóór zij heenging, aldus namen[Pg 177] die twee geniale kunstenaars voor goed afscheid van elkander om zich met nieuwen moed te wijden aan de verheffing van het menschdom.
Niettegenstaande de onderlinge naijver tusschen New-York, Boston en Philadelphia zijn deze steden het eens in haar verachting voor Chicago. Een klassieke anecdote is hier het bewijs van.
—Eigenaardig toch, merkte een inwoner van Chicago op. Bij ons worden de kamers der hoogste verdiepingen steeds het eerst verhuurd.
—Verwondert U dat, luidde het antwoord van iemand uit New-York. Mij niet, want het is bekend genoeg, dat jullie altijd zoover mogelijk van elkaar verwijderd trachten te blijven.
Daar elke groote stad in de Vereenigde Staten haar eigenaardig cachet draagt, valt het den bezoeker van Boston steeds op, hoe vormelijk en correct de inwoners van Boston zich gedragen. Boston is dan ook de meest aristocratische stad van het vaste land, het middelpunt van kunsten en wetenschappen. De inwoners gaan prat er op af te stammen van de helden der onafhankelijkheid. Zag Benjamin Franklin in dit Athene van het Noorden niet het levenslicht? Toch zijn de straten van Boston verre van fraai, en twee[Pg 178] vergeten begraafplaatsen ontsieren de voornaamste wijk, de Fremont Street.
Niettegenstaande de grootste artiesten, aangelokt door de hooge "cachets" den Amerikanen van hun kunst hebben laten genieten, ondanks het feit, dat de Vereenigde Staten zeer groote kunstenaars hebben voortgebracht, staat de vertolking der diverse kunstwerken daar steeds op een zeer laag peil.
New-York heeft twee vaste gezelschappen, waarvan die van Daly de bekendste is, welke troep te Parijs in den Vaudeville-Schouwburg eenige voorstellingen van Shakespeare's "Getemde Feeks" is komen geven. De overige tooneel-, opera- en concert-combinaties missen elke homogeniteit. Geen spoor van een duurzaam ensemble, van een hecht samenspel valt er, in welke hoofdstad ook, aan te wijzen. Alles is gebaseerd op het z.g. "stersysteem", het donkere punt in het tooneel- en muziekleven van de Vereenigde Staten.
De grootste instelling te New-York, het "Metropolitan Opera House", dat terecht een wereldreputatie geniet en waar men voor een stalles plaats minstens een pond te betalen heeft, geeft[Pg 179] tweemaal per week een gala voorstelling met een "ster", waarbij het entree dan verdubbeld wordt. Zoo'n "ster", hoe schitterend ook bij stem, kan moeilijk alleen een voorstelling dragen. Steeds heeft men met hetzelfde euvel te kampen. Er is geen éénheid. Of de andere solisten zijn minderwaardig, òf de koren zijn te zwak en zingen valsch. De "mise en scène" lijkt eenvoudig op niets. (Dit is tegenwoordig heel wat verbeterd) en wat het orkest betreft, men merkt aan het spel der solisten dat zij hun vak verstaan, doch zelden wordt er voldoende gerepeteerd en de totaal indruk is al even bedroevend.
Wie en wat men in Amerika mist? Een man van smaak, één met een ijzeren wil, een regisseur, die van "wanten" weet, in het kort: een artistieke leiding.[Pg 180]
Mijn vriend Boucher, de bekende "sociétaire" der Comédie Française voelde zich na een 15-jarigen tooneeldienst te vermoeid om langer aan het Huis van Molière verbonden te blijven. Reeds lang te voren had hij met mij over zijn afscheidsvoorstelling zitten spreken en naar een nummer, "clou" gezocht, die aan het programma een bijzonder "cachet" zou geven.
Daar ik bij een vorig bezoek te Amsterdam in gesprek met Holland's grootsten tooneelspeler te weten was gekomen, hoe begeerig Louis Bouwmeester was het oordeel van een Parijsch publiek over zijn machtige kunst te vernemen, viel mij op eens in, dat dit een schitterende gelegenheid zou zijn om mijn grooten landgenoot een dienst te bewijzen en tegelijkertijd Boucher aan een trekpleister te helpen, zooals nog nimmer te Parijs vertoond was. Een[Pg 181] Hollandsch acteur in het "Théâter Français", optredende in zijn eigen taal.
Boucher, geheel meester over het programma, hoewel zelden buitenlandsche elementen bij zoo'n gelegenheid hun medewerking verleenen, had daar eerst wel ooren naar. Hij kende Bouwmeester persoonlijk niet, had van Got- en Mounet-Sully echter met grooten lof over hem hooren spreken, doch oordeelde het optreden van een Hollandsch acteur, hoe beroemd in eigen land, van weinig aantrekkingskracht voor het Parijsche publiek, vooral wanneer hij een of ander dramatisch gedicht of monoloog in een vreemde taal zou voordragen.
Natuurlijk gaf ik mijn plan niet terstond op en daar ik in ieder geval moest weten of Bouwmeester midden in het seizoen van het "Nederlandsch Tooneel" vrijaf zou kunnen krijgen, de afscheidsvoorstelling zou nl. kort na de Kerstdagen van 1900 plaats vinden, stelde ik mij schriftelijk in verbinding met den directeur-gérant van den Stadsschouwburg, den heer van Korlaar. Plotseling kwam ik op het idée Bouwmeester in z'n schitterrol "Shylock" bij de Parijzenaars te introduceeren, omgeven door de artiesten van zijn eigen troep, die in brokstukken[Pg 182] van Shakespeare's meesterwerk dus als 't ware een afgesloten geheel konden vertoonen.
Dit denkbeeld liet mij niet meer los. Boucher wist ik thans geheel voor mijn plan te winnen, vooral toen ik hem meedeelde, dat de geheele Hollandsche kolonie te Parijs zou kunnen opdagen en daar het Nederl. Tooneel het praedicaat "Koninklijk" voert, zouden wij aan de pers volgend "communiqué" kunnen zenden:
"Les comédiens de la Reine de Hollande prêteront leurs secours dans "Shylock, le Marchand de Venise", tragédie de W. Shakespeare," en dan "en vedette" de naam van Louis Bouwmeester!...
Toen ik daarop naar Amsterdam kon seinen, dat de Nederl. gezant te Parijs, Jhr. Ridder de Stuers zich eveneens voor dit kunstevenement interesseerde en den Raad van Beheer met de Hollandsche artiesten in zijn salon aan de Fransche collega's hoopte te kunnen voorstellen, waren alle bezwaren als met een tooverslag uit den weg geruimd en begaven zich de Hollandsche tooneelspelers op Vrijdag 27 Dec. op reis. Reeds hadden de Parijzenaars kennis kunnen maken met den "Shylock" van Novelli, den grooten[Pg 183] Italiaanschen acteur, geen wonder dat de belangstelling hoog gespannen was en er voor niet minder dan 22.000 francs aan plaatsen waren genomen.
De voorstelling, die schitterend slaagde werd bijgewoond door den Minister van Schoone Kunsten, den heer Leygues, die na afloop den Nederlandschen gezant verzocht Louis Bouwmeester mee te deelen, dat hij hem de palmen van "Officier d'Académie" verleende. Voorwaar een onderscheiding op het slagveld gewonnen![Pg 184]
Niets is interessanter dan een groote sigarenfabriek te Havana te bezoeken.
In Europa meent men algemeen dat elk bekend merk het eigendom is van den fabrikant. Toch is dat niet zoo. "Henry Clay", "Bock", "Corona", "Cubanas" en een twintigtal andere merken behooren aan één groote Amerikaansche tabaktrust. De benaming en hun handelswaarde verschillen, de tabak is echter steeds dezelfde. Alleen de firma's Upmann en Rodriguez Arguêlles ("Romeo y Julietta") en nog drie of vier andere maken geen deel van deze trust uit, werken voor eigen rekening en hebben een eigen plantage.
Het salaris der werklieden dat door de trust uitbetaald wordt, varieert tusschen de 10 à 200 dollar per 1000 sigaren, dit verschil zit hem voornamelijk in vorm, grootte en kwaliteit der sigaren. De trust levert dagelijksch 4 à 5 honderd duizend[Pg 185] sigaren, waarvan zij jaarlijks niet minder dan 120 à 150 millioen exporteert.
De minimale verkoopprijs is 180, de maximale 7500 frs. per mil. Het huis Rodriguez Arguêlles alleen exporteert reeds 20 à 24 millioen sigaren, merk "Romeo y Julietta". Het exportcijfer van Upmann stemt daarmee overeen.
Het fabriceeren dezer sigaren is een ongezond bedrijf en de tuberculose is dan ook epidemisch zoowel onder de arbeiders als arbeidsters. De vrouwen doen niets dan de bladen bereiden, sorteeren en emballeeren, de mannen maken uitsluitend de sigaren. Zij zitten per 200, soms wel 300 in groote ruime lokalen, waar lucht en licht vrij binnenstroomen. Midden in elke zaal staat hoog verheven een leuningstoel voor den voorlezer. Deze wordt door de kameraden hiervoor betaald en leest hardop 's morgens de kranten, 's middags één of anderen roman of novelle.
Toen ik de fabriek van Upmann bezocht, was men bezig den roman van Pierre Decourcelle "Les deux Gosses" voor te lezen.
Deze manier van hardop voorlezen belet het spreken onderling, waardoor de werklieden hun geheele aandacht aan hun bezigheden kunnen wijden.[Pg 186]
De misvormde sigaren, dat zijn de slecht gerolde, de te groote of te kleine worden onder de werklui verdeeld, die ze voor een kleinigheid aan de bezoekers afstaan. Ook de patroons zijn zeer scheutig met het schenken van de uitstekende "puros" aan iedereen, die hun magazijnen komt bezoeken, alleen de inboorlingen worden terecht geweerd. Zoo worden jaarlijks aan de vreemdelingen gratis in elke fabriek duizenden rondgedeeld, natuurlijk met het oog op de reclame van het merk.
Toen mijn vrouw, mijn zoontje en ik met de Albingia van de "Nord Deutsche Lloyd" van Cuba weer naar Europa stoomden, waren wij de eenige passagiers, die te Hâvre aan wal stapten, alle anderen gingen door naar Hamburg.
Men bracht onze koffers in de douaneloods, waar zij ingeklaard moesten worden. Dit vooruitzicht bezorgde mij een angstig oogenblik, want ik had niet minder dan duizend Havanna's meegebracht.
Het beste was nog maar ze openlijk aan te geven, toen mij het volgende inviel.
Op de vraag van den chef of ik sigaren bij mij had, antwoordde ik kalm: Jawel en dat is heel dom van mij.[Pg 187]
—Hoezoo?
—Ze zijn niet voor mij, want ik rook niet.
Ze zijn bestemd als geschenk voor den minister en nu had ik veel beter gedaan Zijn Excellentie ze direkt van uit Havana aan het Ministerie te zenden.
—Zeker, want dat zou u niets gekost hebben.
—Daarom juist.
—Kent u den minister goed?
—Heel goed. Hij is een vriend van me.
De chef aarzelt een oogenblik, dan haalt hij zijn naamkaartje te voorschijn, geeft het mij en zegt:
—Hier is mijn kaartje. U wilt wel bij gelegenheid aan mij denken. Wat uw sigaren betreft, u kunt beschouwen, dat u ze inderdaad direkt langs den diplomatieken weg verzonden hebt.
Zonder mijn koffers te openen, teekende de chef ze met een kruis en ik kon ongemoeid de reis naar Parijs voortzetten.
Nog steeds denk ik aan dezen goedgeloovigen chef, maar of het hem baten zal, betwijfel ik sterk.[Pg 188]
Van dezen beroemden ex-sociétaire van de Comédie Française te Parijs, wel het meest bekend om de steeds wisselende keur en vorm van zijn fraaie dassen, die hij gewoon was te lanceeren, wordt de volgende anecdote verteld.
Op een goeden dag komt een acteur uit de provincie, voorzien van de beste aanbevelingen zich aan het woonhuis van Lebargy in de Rue du Cirque aanmelden, met het verzoek om zijn voorspraak voor een engagement aan het Theater Français.
—Reken niet op mij, waarde vriend, want ik zou je al terstond moeten teleurstellen. Er is bij ons zelfs geen plaats voor de "premiers prix" van het Conservatoire, wier engagement verplicht is. Er zijn er bij ons te veel. U hebt eerste rollen in de provincie gespeeld en nu wilt U daarmee ook te Parijs succes hebben, dat zou bij ons,[Pg 189] gesteld dat u aangenomen werd, immers niet gaan.
Probeert u het liever eens bij Sarah Bernhardt, bij Hertz en Coquelin met aanbeveling van den schrijver, in wiens stukken u in de provincies met succes optrad, dat is het eenige wat ik er op weet.
—Dan rest mij niets anders dan afscheid te nemen!
—Inderdaad, doch à propos, wat draagt u daar voor een vreemd soort das!
—Dat is een gloednieuwe, die ik te Montpellier gekocht heb, vóór ik op reis ging.
—Dacht ik het niet! U moet die das zoo spoedig mogelijk afdoen, daarmee zult u nergens hier slagen.
Metéén opent Lebargy een kast, haalt er een doos uit en na eenig zoeken toont hij den verbaasden acteur een felkleurige bonte das.
—La cravate c'est l'homme, le noeud c'est l'artiste! Aan mijn dassen dank ik een groot deel van mijn succes. De keuze van een das is het criterium van den goeden smaak hier te Parijs, denk daar wèl om.
Hierop knoopt Lebargy hem de das om, trekt en plooit net zoo lang, tot hij over zijn werk tevreden is en houdt hem tenslotte een spiegel voor.[Pg 190]
De overgelukkige acteur weet niet hoe hij Lebargy bedanken moet.
—U bent me volstrekt geen dank schuldig, onder confraters zijn we dat niet gewoon, maar wel twaalf francs vijftig, want dat is de prijs.
Niettegenstaande onze vriend met zijn das van drie francs vijftig wel zoo ingenomen was, dorst hij uit vrees Lebargy te beleedigen niets tegen zeggen en betaalde gelaten voor een oude das het vierdubbele van wat hij te Montpellier voor een gloednieuwe had moeten besteden.
Als bewijs dat Lebargy zijn waren aard niet verloochende, dient volgende anecdote.
Mijn secretaris Simonot maakte in den winter van 1896 met Lebargy en Mlle Dorziat een tournée door Oostenrijk en Roemenië. Ik zelf kon het gezelschap van Mme Duse niet in den steek laten, zoodat de leiding geheel op Simonet berustte. Telkens moest ik van hem hooren, dat hij niet uitkwam en dat de kosten door hem beraamd niet toereikend waren. Wat was het geval.
Elken avond na afloop der voorstelling riep Lebargy mijn secretaris bij zich en noodigde hem dan uit plaats in zijn rijtuig te nemen, doch zoodra het op betalen aankwam, scheen hij niet[Pg 191] voldoende bij zich te hebben en was Simonot genoodzaakt met den koetsier af te rekenen. Ook gebeurde het vaak dat Simonot vroegtijdig bij de kassa aanwezig moest zijn vóór het openen van den schouwburg en geen tijd had te dineeren. Hij haalde zijn schade dan na afloop der voorstelling in en gewoonlijk vergezelde Lebargy hem naar het restaurant.
Met de noodige variaties speelden zich dan de volgende tooneeltjes af.
Nadat de "ober" de spijskaart had gebracht en zijn boekje te voorschijn haalde om de "plats" te noteeren, antwoordde Lebargy geregeld:
—Ik houd meneer maar wat gezelschap, want ik ben niet gewoon 's avonds laat zooveel te eten.
Een omelet wordt opgebracht. Nauwelijks heeft Simonot zijn mes er in gezet of Lebargy roept den kelner.
—Zeg, vriend, breng me eens vlug een couvert.
—Wenscht meneer dan toch te soupeeren?
—Dank je, doe echter wat ik je vraag.
Zoodra hij zijn bord en servies ontvangen heeft.
—Je permitteert, die omelet ziet er zoo smakelijk uit, ik wil er wel een stukje van mee eten.
Na de omelet komt de beurt aan de lamscôtelet met gebakken aardappeltjes.[Pg 192]
—Het is gek, honger heb ik niet, maar die côtelet ruikt zoo lekker....
Bij elk gerecht, de zelfde geschiedenis. Zelfs van de kaas en de vruchten ligt weldra de helft op Lebargy's bord.
Zeg, Simonot, nu we zoo heerlijk gegeten hebben, kan je me wel een sigaar en een kop koffie offreeren. Ik heb je nu al zoo lang gezelschap gehouden!... Je weet, zoodra ik een avond vrij ben, inviteer ik je te dineeren.
Dat dit diner lang op zich liet wachten, behoeft na het bovenstaande wel geen betoog.[Pg 193]
DE MEULENHOFF-EDITIE WIL EEN GOED BOEK IN EEN GOED KLEED GEVEN VOOR WEINIG GELD
De boeken zijn alle in degelijke, keurige cartonnage met geïllustreerd omslag verkrijgbaar. Tegen zeer geringe prijsverhooging zijn de werken der MEULENHOFF-EDITIE ook verkrijgbaar in smaakvollen prachtband met goudsnede.
Voor een zeer billijken prijs ontvangt men een goed boek, goed van inhoud en goed van uiterlijk. In de Meulenhoff-Editie worden boeken opgenomen van onze eerste schrijvers op elk gebied. Onze boeken zijn niet ernstig en geleerd; het zijn boeken voor ieder, zij vormen een bibliotheek voor
huiskamer en salon.
Wij laten hier achter de titels volgen, die reeds verschenen zijn.[Pg 194]
No. 1. DE POLITIE-SPION.
Roman uit den tijd van de Revolutie in Rusland, door Maxim Gorki f 0.75
(Uitverkocht).
No. 2. SARAH BERNHARDT.
Gedenkschriften door haar zelf geschreven.—Jeugd.—Eerste Tooneeljaren. 2e druk. (6e-10e duizendtal) f 0.75
Een zeer ter lezing aanbevolen prettig geschreven boek, deze gedenkschriften zijn als de schrijfster zelf, opgewekt, dartel, geestig, vol leven en beweging.
J. H. Rössing, in het N. v. d. Dag.
No. 3. HET HUWELIJK VAN EEFKE BRIËST.
Roman door Th. Fontane. 2e druk f 0.75
Effi Briest is psychologisch stellig zijn beste roman. Het is het verhaal van een huwelijk tusschen een ouderen volkomen gerijpten man en een "blutjunge" vrouw.
Elsevier's Maandschrift.
No. 4. NAPOLEON. Opkomst en Grootheid.
Met vele illustratiën, door H. P. Geerke. 2e druk. (6e-10e duizendtal).f 0.75
Een degelijk, boeiend boek over Napoleon, keurig uitgegeven en rijk geïllustreerd.
[Pg 195]Utr. Dagblad.
No. 5. WALLIJ.
De Roman van een Kelnerin, door Edw. Stilgebauer 2e druk f 0.75
De auteur van "Götz Krafft" geeft hier een eenvoudig en treffend verhaal, onopgesmukt en daardoor overtuigend. Het banale geval is niet banaal of eenzijdig behandeld. Een mooi boek.
De Avondpost.
No. 6. DE FRAAIE COMEDIE.
Een Haagsch Verhaal, door Henri van Booven f 0.75
In dit boek vindt men een prachtige zelf-analyse en een leuke bespotting van burgerlijk Den Haag.
G. v. Hulzen.
No. 7. SARAH BERNHARDT.
Gedenkschriften door haar zelf geschreven.—Na den oorlog.—Sarah Bernhardt als "Ster" f 0.75
Heel interessant is dit boek. Men kan dankbaar zijn voor deze uitgaaf. Een boek dat er in zal gaan.
Het Vaderland.
No. 8. LIEFDE, door Björnstjerne Björnson.
Uit het Noorsch door Cl. Bienfait f 0.75
Met vreugde hebben wij dit meesterwerk van den eeuwig-jeugdigen Noor gelezen, met een blij oog voor het vele zonnige, het fijn typeerende, echt dichterlijke en zacht harmonische in dit verhaal van prachtig en sterk uit Noorschen bodem verrezen menschen.
[Pg 196]De Hofstad. No. 9. DE VAL VAN NAPOLEON,
door A. Kielland en H. P. Geerke. Geïllustreerd f 0.75
Een boeiende beschrijving, met vele illustraties, die zeker met genoegen gelezen zal worden.
Algemeen Handelsblad.
No. 10. ALS HET IJZER GESMEED WORDT.
Roman door Clara Viebigf 0.75
Deze roman is als een monumentaal gebouw, dat door zijn grootsche eenheid imponeert en liefde opwekt tot het waarachtig schoone. Het is wel een zeer bizonder talent, dat zulk een kunstwerk heeft gewrocht. Een bizonder mooi boek.
N. Arnh. Courant.
No. 11. RICHARD WAGNER.
Zijn leven en werken, door J. Hartog. Rijk geïllustreerd f 0.75
Een keurig uitgevoerd prachtwerk, met rijken inhoud, dat zich prettig laat lezen, en velen—ook om den zeer lagen prijs—hoogst welkom zal zijn. De schrijver geeft hier een zuiver, onpartijdig oordeel. Een welverdiend succes zal het boek wachten.
C. v. d. Linden, (in de Muziekbode).
No. 12. KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje.
Roman door Cosinus, 415 bladzijden.
[Pg 197]Deel I. 5e drukf 0.85
No. 13. KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje.
Roman door Cosinus, 420 bladzijden. Deel II. 5e drukf 0.85
Deze beroemd geworden, ALLERVERMAKELIJKSTE roman zal ongetwijfeld in den nieuwen vorm weder vele lezers vinden. Aardige illustraties van Raemaekers.
Nieuws v. d. Dag.
No. 14. GALERIJ van beroemde Fransche Tooneelspelers.
Hun intiem leven, anecdotisch beschreven, door J. H. van der Hoeven, met vele illustratiesf 0.75
Een kostelijke bundel, luchtig geschreven kantteekeningen van meer of minder piquante gedenkschriften. Het is een keurige uitgaaf, ook naar het uiterlijk.
F. Lapidoth in de Nieuwe Crt.
No. 15. MONNA VANNA,
door M. Maeterlink, vertaling van Frans Mijnssen, met 1 portret. 4e druk f 0.75
De meesterlijke vertaling van Frans Mijnssen in een nieuw aantrekkelijk gewaad. (De bekende Meulenhoff-Editie).
Avondpost.
No. 16. HET HEKSENLIED,
door Von Wildenbruch, op maat overgezet voor de muziek van Max Schillings door Fr. Pauwels f 0.45
Een handige uitgaaf van het beroemde "Heksenlied" in goede bewerking, en in maat overgezet voor de muziek van Max Schillings.
[Pg 198]Utr. Dagblad.
No. 17. EEN VROUWENBIECHT.
Oorspronkelijke roman door G. van Hulzenf 0.75
Het goede in dit boek is de voortreffelijke psychische uitbeelding, en vooral, dat de overgave van deze vrouw zelfsprekend is geworden.
De Groene Amsterdammer.
No. 18. MARIE ANTOINETTE.
Jeugd.—Eerste jaren der Revolutie, door Cl. Tschudi. Naar de oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant van der Mijll Piepers. Met vele illustraties f 0.85
Een aanbevelenswaardig boek; levendig is hier de geschiedenis van de ongelukkige koningin beschreven; men leest het boek als een diep tragische roman.
Opr. Haarl. Courant.
No. 19. DRIE SPELEN VAN RECHT.
De jonggehuwden; Een handschoen; Leonarda door Björnstjerne Björnson.f 0.85
De bekende, in korten tijd populair geworden Meulenhoff-Editie, brengt een verdienstelijke uitgaaf van Björnson's dramatische werken waarin de gelijkheid van man en vrouw behandeld wordt wat betreft het peil van zedelijkheid, recht en maatschappelijk optreden.
[Pg 199]Alg. Bibl.
No. 20. MARIE ANTOINETTE EN DE REVOLUTIE,
door Cl. Tschudi. Naar de oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant van der Mijll Piepers. Met vele illustraties. 469 bladz. f 0.95
Dit boek toont ons het leven van de arme Koningin op haar lijdenspad naar het treurige einde.
De schokkende gebeurtenissen der Fransche Revolutie met al haar verschrikkingen ziet men hier levendig, en getrouw aan de historische feiten, wedergegeven. Het geheel is in onderhoudenden, boeienden trant verteld.
No. 21. HALFBLOED. Een huwelijk in de tropen.
Roman door A. Perrin. Vertaald door D. Jacobsonf 0.75
Een goed doorgewerkte roman; de strijd tusschen liefde en bijgeloof van de indische vrouw is goed weergegeven.
No. 22. NA HET DERDE KIND.
Roman door H. von Mühlau, vertaald door Anna van Gogh-Kaulbach f 0.75
Was het derde kind gewenscht?
Mag men deze vraag zelfs opwerpen?
Ziedaar een stukje sociale questie waarover deze roman handelt, en die in den tegenwoordigen tijd aller belangstelling [Pg 200]zal wekken.
No. 23. VERLOVING EN HUWELIJK IN VROEGER TIJDEN,
door Prof. dr. L. Knappert. Rijk geïllustreerd f 0.95
Een historisch overzicht met vele bizonderheden over "hoe men elkaar vroeger vond en kreeg."
Interessant geïllustreerd.
No. 24. DE OORLOG.
Geïllustreerde Geschiedenis van den Wereldoorlog, door H. P. Geerke en G. A. Brands.
Deel I. Rijk geïllustreerd f 0.95
Een interessant boek, dat met zijn vele illustraties en documenten een blijvende herinnering aan dezen oorlog vormt. "Een en ander geeft aan het boekje een eigenaardig cachet. De heer Meulenhoff heeft voor een fraaie uitvoering gezorgd. 't Is eigenlijk onnoodig dit te zeggen. Men kent zijn "Editie's".
Prov. Overijss. en Zwoll. Courant.
No. 25. OPGANG.
De Roman van een vrouwenleven. Oorspronkelijke roman door Anna van Gogh Kaulbach f 0.95
In extra fraaien band f 1.20
"Opgang is de roman van een slachtoffer der tweedracht in een huwelijk. Het is de ellende, door dit laatste veroorzaakt, die Anna van Gogh-Kaulbach ons duidelijk voor oogen wil stellen, en ze slaagt daarin volkomen".
[Pg 201]De Haagsche Vrouwenkronik.
No. 26. "DE WAPENS NÊER."
Roman van Bertha v. Suttner.
Deel I f 0.85
"Hoe goed heeft deze vrouw opgemerkt, wat heeft zij van veel, dat ons nog altijd met wilde verbazing vervult, de alledaagsche, onschuldig schijnende oorzaken aangetoond."
De Telegraaf.
No. 27. "DE WAPENS NÊER."
Roman van Bertha v. Suttner.
Deel IIf 0.85
"Dit boek, dat den oorlog van 1866 en 1870 schildert, herleeft thans. Heele citaten waren aan te halen, woordelijk op de toestanden van thans toepasselijk.
Utrechtsch Prov. Sted. Dagblad.
De bekende letterkundige Peter Rosegger zegt van dit boek:
"Toen ik gedurende een mooien stemmingsvollen herfstdag in de boschrijke streken van Kriegslach vertoefde, las ik "De Wapens neer!" van Bertha von Suttner. Ik las het boek in twee dagen uit, en die twee dagen blijven steeds een gebeurtenis in mijn leven. Toen ik het boek beëindigd had, had ik slechts één wensch, namelijk dat het boek in alle talen vertaald, en in alle bibliotheken opgenomen zou worden. Evenals er vereenigingen bestaan voor de verspreiding van den bijbel, zoo moesten er ook vereenigingen bestaan voor de verspreiding van dit boek. Het is een merkwaardig, een goed boek, dat door iedereen gelezen moet worden."
IS. QUERIDO zegt van de Meulenhoff-Editie:
Een alleraardigste uitgaaf, keurig gedrukt in prettig formaat, die heel wat goeds en interessants brengt.
J. REDDINGIUS zegt:
Goed en voortreffelijk, een nieuwe onderneming die aller steun verdient.
J. H. RöSSING zegt:
Een aardige, prettige uitgaaf, goede boeken, goed gedrukt op goed papier.
G. VAN HULZEN zegt:
Hoe voortréffelijk zijn al deze goedkoope Meulenhoff-deeltjes naar inhoud en uiterlijk en hoe aardig staan ze in de kamer, met die effen gegreinde roode bandjes, goud gedrukt: ik ben er waarlijk zeer mee ingenomen.
INA BOUDIER-BAKKER zegt:
Een mooie, sympathieke uitgaaf.
HENRI VAN BOOVEN zegt:
Aardige deeltjes, prettig formaat en uitstekend uitgegeven.
ANNA VAN GOGH-KAULBACH zegt:
Een mooie onderneming, het uiterlijk is keurig; met genoegen nam ik kennis van de reeds verschenen deelen.